zijn wie je bent om

te worden wie je wilt zijn

om te kunnen delen in wat je bent geworden en

te zijn geweest

wie je wilde wezen

 

 

 

Inleiding

In de zoektocht naar het antwoord op de vraag wat educatie eigenlijk is, een vraag die ik wil beantwoorden voor ik van start ga over kunsteducatie, valt me iets op: met ons onderwijs lijken we te willen helpen ontwikkelen. We willen vormen, verbeteren, grootbrengen, doen groeien en tot volle wasdom laten komen. Maar nergens vind ik wélke vorm we de leerling willen laten aannemen, hoe groot het dient te worden of, wanneer het gaat over verbeteren, wat dan precies beter is.

Wie bepaalt de vorm, de rangorde van goed, beter, best en de mate van groei? In Nederland geeft de Onderwijsraad De Eerste en De Tweede Kamer advies over onderwijsbeleid- en wetgeving. Dit advies is gebaseerd op grondig onderzoek. Onderzoek waarbij het belang van het kind voorop staat. Maar dat beláng wordt bepaald door enkel volwassenen. Daarom vraag ik me af: waarom is niet de gewenste maat, vorm en verbeterschaal van de leerling zélf de norm?

Educatie

Naast onze basisbehoeften aan fysieke zorg, veiligheid en sociaal contact, hebben we volgens Maslow (1943) behoefte aan erkenning en zelfactualisatie om te kunnen bestaan. Het recht op zelfactualisatie hebben we zelfs vastgelegd: “Het is een recht van ieder kind dat het onderwijs krijgt dat gericht zal zijn op de volle ontwikkeling van zijn/ haar menselijke persoonlijkheid.” Universele Verklaring Rechten Van De Mens (1948) art. 26.2.

Onder persoonlijkheid verstaan we: “de som van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken waardoor hij tot een individu wordt.” (Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal J-R p. 2542).

We hebben dus afgesproken dat het kind onderwijs krijgt met als doel zijn/ haar hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken ten volle te kunnen ontwikkelen. Er is niet afgesproken dat die hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken een bepaalde kánt uit dienen te worden ontwikkeld en we denken hier in de loop van de tijd ook regelmatig anders over: hoewel het vóór de Verlichting nog vooral de bedoeling was met het onderwijs goede burgers volgens de wetten van de staat en kerk te maken, ontstond er tíjdens de Verlichting ruimte voor begrip en inzicht van de leerlingen. Onderwijsmuseum. (2015, juni).

Biesta (2018) constateert dat “momenteel het populaire idee heerst dat het er in het onderwijs en de opvoeding om zou moeten gaan de ontwikkeling van kinderen te bevorderen door ze te helpen al hun talenten te ontwikkelen en zo hun volle potentie te kunnen bereiken.” (De terugkeer van het lesgeven, 2018, p. 40)

Onze kijk op de juíste ontwikkeling van de persoonlijkheid is dus aan verandering onderhevig.

 

Kunst

Voor mij gaat kunst niet alleen over schoonheidsontsroering. Ook de vlieger van de emoties, al sinds Aristoteles verbonden met de kunsten, gaat voor mij niet op. Ik zou willen zeggen dat kunst het resultaat van het besluit en het vermogen van de kunstenaar is, om dat wat in geest en/of gemoed leeft in volle overtuiging de wereld in te brengen met de intentie iets te doen kantelen of bevestigen.

Kunsteducatie

Om vast te stellen wat we verstaan onder kunsteducatie moeten we eerst afspreken waarover we praten. Educatie in kunst? (bv: het leren beheersen van de ambacht) Educatie van kunst? (bv: het leren waarnemen en nadenken aan de hand van een kunstwerk) Educatie over kunst? (bv: kunstgeschiedenis) Educatie tijdens kunst (bv: leren beter te concentreren terwijl men een muziekstuk luistert) Educatie zonder kunst? (tja)

Wat mij betreft is kunsteducatie: de leerling middels kunst, haar maker én het proces dat hiertoe diende, uitnodigen en ondersteunen zijn of haar vermogen om dat wat er in geest en/of gemoed leeft tot uiting te brengen op een wijze die voor hem/haar volkomen tevredenstellend is. Met als doel de eigen persoonlijkheid te ontdekken en te ontwikkelen.

Zo gesteld ga ik er dus vanuit dat de doelstelling van kunsteducatie voor de maker (de leerling) zelf is (namelijk de ontdekking en de ontwikkeling van het zelf) waar de doelstelling van het creëren voor de kunstenaar ook buiten hemzelf ligt (namelijk de intentie iets te doen kantelen of bevestigen).

Het proces van de leerling staat centraal.

Onderstaand een afbeelding van beeldend kunstenaar en docent Joseph Beuys tijdens zijn drie uur durende Wie man dem toten Hasen die Bilder erklärt- performance in 1965.

Artist : Ute Klophaus (Germany, b.1940)

 

 

 

 

 

 

Biesta verklaart in Letting art teach you (2017) Beuys’ visie op onderwijs als tonend en verklarend. “..education should never end up in control..” (Biesta, 2017, p. 48)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

wie een weg bedenkt is een architect

wie een weg begaanbaar maakt is een stratenmaker

wie een weg begaat is een verkeersdeelnemer

wie er niet om geeft waarop hij gaat

 gaat gewoon

 

  1. Ikke ikke ikke

(waarom is die ik dan zo van belang?)

In mijn zoektocht naar wetenschappelijke publicaties over waaróm persoonlijke ontwikkeling van belang is, valt me op dat er vooral wordt gepubliceerd over het belang voor het individu zelf. In relatie tot maatschappelijk en/of economisch succes. Zo laat Paul Tough (2012) zien dat persoonlijkheidsvaardigheden het verschil kunnen maken tussen succes en falen. Richt Roy Baumeister (2011) zich op wilskracht als een bepalende factor voor succes en schrijft Dale Carnegie (1936) over het belang van sociale vaardigheden voor maatschappelijk succes. (Centraal Planbureau (2014)

Voor mij is er echter naast het belang van het ontwikkelen van de persoonlijkheid voor de leerling zelf, nog een ander belang: het doet me denken aan de veiligheidsvoorschriften in een vliegtuig waarvan iedere ouder waarschijnlijk de rillingen krijgt: als het erop aankomt, moet ik eerst mijn eigen zuurstofmasker opzetten, voordat ik mijn kind help het zijne/ hare op te zetten. Het is een gedachte die ervoor heeft gezorgd dat ik als ouder altijd heb getracht mijn belang niet altijd ten onder te laten gaan ten opzichte van dat van mijn kinderen: ik zal mijn kinderen immers nog wel van voedsel en onderdak kunnen voorzien als ik als mens aan alle kanten tekort kom, maar ik kan hen niet geven wat ze daarnaast óók werkelijk nodig hebben als mijn persoonlijkheid in het gedrang is: aandacht, liefde, respect, waardering.

Het belang van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de leerling, de nood aan zelfactualisatie of het recht op de kans de persoonlijkheid ten volle te kunnen ontwikkelen is in eerste instantie van belang voor het individu zelf maar daarméé van belang voor de samenleving.

Het geld echter ook voor de leerkracht; je kunt de leerling niet werkelijk doen geloven dat het van belang is dat je goed voor jezelf zorgt als je zelf aan alle kanten laat zien dat je dat bent vergeten. Met andere woorden: een leerkracht die geen fouten durft te maken, die zich niet kwetsbaar kan opstellen die geen werkelijk contact aangaat met zichzelf en de ander, loopt een behoorlijk risico niet serieus te worden genomen door de leerling.

 

Voorwaarde 1 voor een goede les kunsteducatie is: Practise what you preach

 

  1. Geluk

De Japanse leerkracht Toshiro Kanamori hanteerde als uitgangspunt voor zijn hele onderwijsvisie het geluk van de kinderen. “We zijn hier om gelukkig te zijn, en als één van ons dat niet is, is niemand het.” (Kanamori, T. (2012).

Meester Kanamori gaat uit van het idee dat we bij elkaar horen, verantwoordelijkheid voor elkaar dragen en dat plezier hebben in dat wat we doen onze resultaten versterkt. Ik deel die mening om verschillende redenen: geluk kan alleen maar persoonlijk worden bepaald. We hebben tot op zekere hoogte allemaal hetzelfde nodig om gelukkig te zijn, maar bepálen zelf de mate waarin het wel/ niet is bereikt.

Hiermee is het in zekere zin om omgekeerde wijze van handelen: In plaats van extern te bepalen wat de leerling nodig heeft en het te sturen in de hoop dat het daarmee gelukkig wordt, gaat Kanamori uit van het idee dat het kind gelukkig moet zijn om op die manier te kunnen bepalen wat het verder met zijn leven aan wil vangen.

 

Voorwaarde 2 voor een goede les kunsteducatie is: creëer wederzijds respect

 

 

 

 

  1. Contact

Het contact dat de leerkracht heeft met zichzelf en het contact dat de leerkracht heeft met de leerling dienen mogelijk als voorbeeld of stimulans voor het contact dat de leerling aangaat met zichzelf. Om de leerling in staat te stellen aan de slag te gaan met wat er in zijn/haar geest en/ of gemoed leeft, zal het dus contact moeten kunnen maken met geest en/of gemoed.

In mijn eigen praktijk van poëzieonderwijs valt me op dat de meeste kinderen die stap in eerste instantie overslaan om de simpele reden dat ze niet gewend zijn dat het daar begint. Ze zijn gewend om vanuit kennis, voorbeelden, of directe waarneming een juist antwoord of werkje te produceren. Door de leerling te leren dat het gaat om wat er exclusief bij hem/haar leeft, dat hij de enige is die de regels van zijn eindproduct bepaalt, wordt hij in staat gesteld te begrijpen dat het feitelijk niet fout kán gaan. De leerling leert hiermee niet alleen onderzoeken, ontdekken en ervaren, maar ook autonoom handelen.

 

 

 

 

Na de kennismaking en het contact maken met de eigen geest en/of gemoed, is het van belang dat de leerling de eigen wensen en verlangens in perspectief kan plaatsen. “Om autonoom te zijn moet iemand zich kunnen vereenzelvigen met zijn wensen en overtuigingen, zodat hij op basis van eigen redenen, dus authentiek handelt.” (Rössler, 2019, pp. 43).

De leerling moet doordrongen zijn van het besef dat er te kiezen valt. Het kan denken dat het een gedicht wil schrijven over voetballen, als antwoord op de suggestie dat het onderwerp beter iets is dat dichtbij hemzelf ligt. Totdat hij zich realiseert dat het ook mag gaan over iets dat niet zo leuk is: vader/moeder die wil dat hij bijles krijgt.

(Oh mag alles?) Dan misschien over het feit dat deze schooldag vet saai is.

(Oh mag écht alles?) Poëzie is kut!

(Ja dat mag ook. Now we’re talking!)

Het gaat er niet om dat de leerling lak leert te hebben aan wat zijn omgeving van hem of van zijn werk denkt. “Onverschilligheid maakt je niet cool, maar een psychopaat.” (Manson, 2017). Het gaat erom dat de leerling zich niet laat leíden door de mening van de ander.

Voorwaarde 3 voor een goede les kunsteducatie is: de leerling staat (in zijn/haar volledige zelf) centraal.

 

  1. Ruimte

 

De NASA gaf op 5 januari 2015 een foto vrij van het Andromedastelsel, bestaande uit 1,5 miljard pixels. De bestaat uit 1,5 miljard pixels en neemt 4,3 GB in beslag. De afbeelding bestaat uit maar liefst 441 kleinere foto’s die gemaakt zijn door ruimtetelescoop Hubble. Hij neemt je mee door meer dan 61.000 lichtjaren en laat je ook meer dan 100 miljoen sterren zien.

Dave Achuk bewerkte de foto tot een filmpje en zette er muziek van Koda onder. Het filmpje illustreert exact hoe ik aankijk tegen de onzichtbare ruimte die bestaat in ons denken.

Anders veelal volledig onbenutte ruimte die kán worden betreden maar waar men doorgaans het bestaan niet van weet. Wanneer men zich wel bewust is van de immense ruimte, is men zich vaak niet bewust van de mogelijkheid haar te betreden, laat staan dat men zich vrij genoeg voelt de ruimte volop te benutten. Voor de duidelijkheid: ik heb het hier niet over de ruimte in de NASA-foto. Ik heb het óók niet over onze hersencapaciteit. De ruimte waarover ik praat is de ruimte van mogelijkheden. Hier zou ik het tonen van Beuys kunnen plaatsen.

In het voorbeeld van de poëzieles, heeft de leerling nu gesnuffeld aan verschillende vormen van poëzie en er zijn gesprekken geweest over diverse onderwerpen en hoe ertegenaan wordt gekeken. Hij heeft waargenomen, geassocieerd en ondervonden. Hij heeft contact gemaakt met eigen geest en gemoedstoestand en heeft helder wat hij wil uitdrukken. Maar de juf heeft gezegd dat we er een gedicht van gaan maken. De leerling voelt aan alle kanten wat het tot uitdrukking wil brengen maar heeft geen idee welke woorden daaraan te geven. Het is wel in staat het uit te drukken in een dansje.

‘Is een dans ook een gedicht?’ vraagt hij na lang aarzelen.

Hoppa!

Ruimte in het vizier en permissie gevraagd om te betreden.

Voorwaarde 4 voor een goede les kunsteducatie is: stimuleer en begeleid de leerling in het verkennen van de ruimte in mogelijkheden.

 

  1. Willen

Belangrijke voorwaarde voor het durven betreden van onbekende ruimte is een gevoel van vrijheid. De leerling moet zich veilig weten in de te betreden ruimte. Hij krijgt voor het betreden van de nieuwe ruimte geen afkeurende blik of onvoldoende. Hij mag exploreren. Filosoof en econoom J. S. Mill zegt: “De enige vrijheid die deze naam verdient, is die om ons eigen welzijn op onze eigen manier na te streven, zo lang wij niet trachten anderen het hunne te ontnemen, of hun pogingen om dit te bereiken in de weg te staan.” (Over vrijheid, 1978: p. 47)

De leerling heeft kunnen kennismaken. Hij/zij heeft de kans gekregen om bij eigen geest en gemoed op zoek te gaan naar wat van belang is. Hij/zij is zich bewust van de ruimte waarin hij/zij zich bevindt en is in staat te reflecteren. Hij/zij voelt zich vrij genoeg om verder te exploreren. Hij/zij weet wat hij wil.

Alles is al ooit gedaan. Dus voor alles wat je wilt gaan doen, bestaat een pad dat bewandeld kan worden. De leerling krijgt gedurende zijn gehele schoolloopbaan voortdurend de verschillende paden aangeboden. Hij kan kiezen tussen verschillende vakken, tussen verschillende werkjes. Later tussen vakken en profielen. En weer later tussen vervolgopleidingen en banen.

We zijn gewend geraakt dat wat we willen te verwoorden in de paden die we van plan zijn te gaan bewandelen of de eindstations die we wensen te bereiken. Zo zegt een puber: ik wil psychologie studeren, ik wil op kamers, of: ik wil tuinman worden. Lekker duidelijk.

Ik geloof echter dat we daarmee voorbij zijn gegaan aan de wérkelijke vraag wat iemand wil. In dit geval waarschijnlijk: ik wil meer te weten komen over de menselijke psyche, ik wil van het gezeur van mijn ouders af, ik wil lekker de hele dag buiten zijn. Als we dat wel zouden doen zouden we ontdekken dat er meer mogelijkheden zijn.

Niet alle wegen leiden naar Rome, maar ze leiden wel allemaal naar een volgend punt. Een punt dat iemand anders misschien al heeft gemarkeerd als een punt van belang. Wat als je eigen punt van belang geen bestaand punt is? Dat zou zomaar kunnen betekenen dat er niet al een weg is aangelegd die erheen leidt. Moeten we de leerling leren een weg te bewandelen of moeten we hem leren zich te focussen op wie hij zelf wil zijn, ongeacht de weg ernaartoe?

Willen is aan verandering onderhevig: ik wil een boterham met pindakaas, maar als dat betekent dat ik nu mijn warme woonkamer moet verlaten om door de regen naar de AH te lopen om daar pindaklaas te kopen, dan wil ik het ineens niet meer. Dan wil ik toch liever een schaaltje muesli, want dat is in huis.

De leerling wil een dansje doen. Het gedicht heeft zich in een dansje gemanifesteerd en het dansje zit vast in zijn lijf. Het moet worden gedanst, maar als het doen van het dansje betekent dat de hele klas zal lachen omdat onze leerling de enige leerling is dat een gedicht maakt in de vorm van een dansje is het ineens een andere afweging. Of toch niet, en kan de leerling leren dat als hij danst, de rest het gedicht zal zien?

Een beroemde tekst van Marianne Williamson is:Voorwaarde 5 voor een goede les kunsteducatie is: leer de leerling eigen verantwoordelijkheid te nemen en te dragen.

KUNSTEDUCATIE

(en de 5 voorwaarden die je niet uit het oog mag verliezen)

  • Wees wie je wilt dat ze worden (Practise what you preach)
  • Creëer wederzijds respect
  • De leerling staat (in zijn/haar volledige zelf) centraal
  • Stimuleer en begeleid de leerling in het verkennen van de ruimte in mogelijkheden.
  • Leer de leerling eigen verantwoordelijkheid te nemen en te dragen.

 

Kunsteducatie: de leerling middels kunst, haar maker én het proces dat hiertoe diende, uitnodigen en ondersteunen zijn of haar vermogen om dat wat er in geest en/of gemoed leeft tot uiting te brengen op een wijze die voor hem/haar volkomen tevredenstellend is. Met als doel de eigen persoonlijkheid te ontdekken en te ontwikkelen.

 

Literatuurlijst

  • Geerts, G., & Vos, E. (1999). Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal (dertiende, herziene uitgave ed., Vol. 1999). Van Dale Lexicografie BV.
  • Maslow, A. H. (1943). Piramide van Maslow [Illustratie]. https://www.chi-an.be/blog/piramide-van-maslow/
  • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. (1948). College voor de Rechten van de Mens. https://mensenrechten.nl/nl/universele-verklaring-van-de-rechten-van-de-mens
  • (2015, juni). Geschiedenis van het onderwijs (Nr. 1433850529). https://www.onderwijsmuseum.nl/files/2015-06/1433850529_geschiedenis_van_het_onderwijs_versie_juni_2015_.pdf
  • Biesta, G. (2019). De terugkeer van het lesgeven (Vol. 2019). Phronese.
  • Biesta, G. (2017b). Letting Art Teach (second edition, Vol. 2020). Artez Press.
  • Centraal Planbureau (2014). Investeringen in persoonlijke ontwikkeling verbeteren sociaal-economische uitkomsten. scholarly publications universiteit Leiden, 8. https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A3146404/view
  • Kanamori, T. (2012). Levenslessen van meester Kanamori (Vol. 2012).
  • Rössler, B. (2017). Autonomie | Een essay over het vervulde leven (Vol. 2017). Boom.
  • Mill, J. S. (1859b). Over vrijheid (Vol. 1859). Boom Klassiek.
  • Williamson, M. (1993). Our deepest fear [Gedicht]. In A return to love.