De potloodventer die langs de Regge liep en waar ik voor werd gewaarschuwd als ik de hond moest uitlaten.
De man in de discotheek die zijn hand zo diep tussen mijn benen stak dat ik in een reflex omdraaide om hem een muilpeer te verkopen, miste, zijn buurman raakte die de man naast mij sloeg en er een vechtpartij ontstond.
De Franse jongen die zich na een avondje zoenen op de camping zo opdrong dat ik me onder hem uit moest wurmen en bibberend naar de tent van mijn vriendinnen rende.
De man die me op een feestje vastpakte, in een hoek drukte en in mijn oor begon te likken.
Het groepje mannen dat zich om mij heen verzamelde terwijl ik stond te biljarten en me duidelijk maakte dat het straks in de wc niet goed met me zou aflopen als ik nu die tafel niet vrij zou maken.
De buurman die op een dag ineens in mijn keuken stond.
Dezelfde buurman die me over de schutting heen vroeg wat ik zou moeten kosten.
Alle keren dat ik na een late dienst naar huis fietste met mijn zware fietsketting in mijn rechterhand, mijn rug recht en mijn blik scherp. De keer dat ik bijna hoopte dat het zou gebeuren omdat ik wist dat ik voor kon zijn, de ketting tegen zijn kanis kon slaan om ervoor te zorgen dat het daarmee voor altijd afgelopen was.
De mannen die uit hun auto stapten nadat ze me bijna aanreden.
De man die met zijn hand op het poortje van het park stond en me vertelde dat ik er écht mocht zijn.
Nee écht.
Zijn vriend die een paar meter verderop toekeek.
De mannen die lang met hun auto voor mijn huis bleven staan nadat ik ze had gevraagd of ze hun fastfoodafval niet door hun raampje op de straat maar in de bak wilden gooien.
Diezelfde mannen die bij me aanbelden om me te laten weten dat zij wisten in welk bovenhuis ik mij bevond.
Ik heb het niet over de mannen die ik kende,
niet over de docent de me naar voren liet komen om me uitgebreid te bekijken,
niet over de docent die zijn blik niet af kon houden van mijn jonge decolleté.
Niet over het vriendje dat me ruw van zich afduwde toen ik aangaf geen zin te hebben maar niet nadat hij eerst toch nog even binnengedrongen was.
Niet over de bezoeker van het feestje van mijn grote broer die ’s nachts mijn meisjeskamer in kwam om de dekens van me af te trekken en me om een kusje te vragen.
Niet over de keer dat mijn vijftienjarige dochter aan haar haren van haar fiets werd getrokken en op haar gezicht werd geslagen.
Niet over de verhalen van mijn vriendinnen.
En niet over alle opmerkingen die me zijn toegeroepen of ongewenste handen op mijn lichaam die geen indruk op me hebben gemaakt, want dááraan was ik allang gewend
Ik schaam me ook