Toen ik anderhalf jaar geleden als teamleider vo startte bij Lindenberg Cultuurhuis plantte ik mijn kakelverse laptop bij het inrichten van mijn nieuwe werkplek, op twee kisten Linkprint. Wie mij een beetje kent, weet dat ik houd van letters. Van letters op ramen en muren, in boeken en daarbuiten maar zeker ook van letters die glimmen van de inkt. Linkprint zijn mooie houten kisten gevuld met letterstempels, die je aan elkaar kunt klikken om een woord te maken. Als verder klikt, maak je een zin. Je snapt het. Kinderen die denken niet van lezen of schrijven te houden, zet je met het grootste gemak aan de letterstempels en voor ze het zelf in de gaten hebben, stempelen ze een brief voor je. Maar goed, ik zette mijn laptop dus op twee kisten Linkprint omdat ze niet werden gebruikt en ik geen standaard kon vinden.
Omdat niemand de kisten mistte, niemand kwam vragen of ik mijn laptop daar weg wilde halen omdat de kisten mee de scholen in moesten, werd ik nieuwsgierig wat er allemaal georganiseerd werd door de schrijfdocenten voor de leerlingen in het po en in het vo. Gelukkig ontdekte ik al snel dat er vanalles gaande was en dat de stilstaande, verstofte letterkisten geen voorteken waren van stilgevallen schrijflessen.
Ik ging me er natuurlijk evengoed mee bemoeien, want in het po liepen dan wel verschillende schrijfdocenten van ons rond, in het vo werd literatuur nog niet actief aangeboden als een van de kunstdisciplines. Ik hoef niet uit te leggen wat dat bij mij losmaakte.
In de zomer van 2024 opende het Nederlands Letterenfonds een nieuwe subsidieregeling Leesbevordering. Ik had net zomervakantie gekregen en was voor het eerst in jaren zes weken vrij terwijl er ondertussen wel elke maand een salaris op mijn bankrekening werd gestort. Ongekende luxe na jaren als zzp-er te hebben gewerkt. In die eerste weken van mijn vakantie gluurde ik vast naar de voorwaarden van de subsidieregeling en terwijl ik wandelde in de bergen, door het Stedelijk slenterde of aan de Waal lag, bekokstoofde mijn brein in de achterkamer alvast een plan. Na jaren poëzieles te hebben gegeven aan alle lagen van het vo en po, na mijn Master Kunsteducatie te hebben afgerond met een onderzoek naar het nut van lessen creatief schrijven aan leerkrachten en alles te hebben bijgehouden over lezen en schrijven in het onderwijs, was langzaamaan de overtuiging in mij ontstaan dat alles er al is. Zoals dat misschien wel voor veel geldt; het meeste is er al, je moet het alleen zien te vinden.
Al vele jaren is bekend dat het lees-en schrijfniveau van Nederlandse leerlingen gestaag achteruit gaat. Er hebben verschillende onderzoekers veel tijd en moeite geïnvesteerd om erachter te komen waar dat aan ligt. En dat is ze gelukt en lukt ze ook nog steeds opnieuw want de onderzoeken gaan maar door. We wéten al waar het aan ligt dat Nederlandse leerlingen minder lezen en schrijven en er minder goed in zijn (of is dat al een antwoord op de vraag?) én we weten ook wat we kunnen doen om het probleem aan te pakken. Ook zijn er al ontzettend veel partijen die zich bezig houden met het stimuleren van lezen, denk daarbij aan bibliotheken, schrijvers die in de klaslokalen komen, festivals die die schrijvers op de podia uitnodigen en organisaties die die schrijvers ondersteunen. Er worden betaalbare boeken gemaakt en gratis abonnementen uitgedeeld, wedstrijden georganiseerd en workshops aangeboden. Wie zich in het onderwijs níet actief inzet voor leesbevordering mag het zeggen.
En zo ontstond het plan Dicht bij taal, een project waarin we werken met wat we al weten en wat er al is en dat allemaal de klas in brengen! Daarnaast focussen we ons niet alleen op de leerlingen maar op het gebouw, de docent, de ouder én de leerling.
Dicht bij taal werd gehonoreerd en voor het opnieuw zomer werd zijn we samen met de Bibliotheek Gelderland Zuid, de Prins Mauritsschool, De Vossenburcht en het Montessori College gestart. Sorry dat ik jullie daarover niet eerder vertelde. Het was zomer, ik lag een boek te lezen aan de Waal.
Laat een Reactie achter