Omdat de dochter afgelopen jaar is gestart met de Fashionopleiding in Arnhem leek het me leuk om samen naar de textielwerkplaats op Fontys te gaan. Léuk, om zo de dag samen door te brengen, maar ook préttig want de dochter is een heel stuk handiger met de naaimachine dan dat ik dat ben. Helaas gaat dat plannetje niet door: in verband met het gedonder van tante Carola laat Fontys buiten eigen studenten momenteel niemand toe. Begrijpelijk natuurlijk maar knap onhandig. Ik staar naar de naaimachine.

Tuurlijk, ik kan wel op en neer met dat ding, heb mijzelf al vaker quasi nonchalant horen zeggen; ach dan leg je daar toch even een zoompje in? Als een vriendin een broek iets te lang heeft gekocht, alsof dat iets is wat ikzelf dagelijks doe, maar niets in minder waar, of alles meer. Hoe dan ook: ik kan níet met de naaimachine overweg.

Het doet me denken aan het volgen van een recept. Daar heb ik ook bijzonder veel moeite mee. Hoe moeilijk kan het zijn? zul je je afvragen als werkelijk íeder stapje dat je zetten moet, voor je staat uitgeschreven en je dus alléén maar hoeft te volgen. Maar precies dáár gaat het mis.

Voor het volgen van een recept dien ik mij te concentreren op het recept en het recept alleen. Dat betekent dat ik niet ondertussen kan bedenken welke groenten er nog in de lade van de koelkast liggen die eigenlijk op moeten omdat ze anders bederven. Groenten die ik prima door dit gerecht zou kunnen mikken. Ook moet ik niet denken aan de verse kruiden op de vensterbank, die de receptenkok ongetwijfeld vergeten is het recept in te schrijven, want ze zouden er fantastisch bij passen! Nog maar te zwijgen over het feit dat ik terug moet naar de winkel als ik een ingrediënt ben vergeten te kopen, en de gedachten dat ik dat heel eenvoudig zou kunnen vervangen door dit of dat (wat toevallig wél in het keukenkastje staat) dien ik te blokkeren. Het is niet te doen.

Voor de naaimachine moet ik een plan hebben. Ik moet weten wat ik wil maken, een patroon uittekenen, stof kiezen en stapsgewijs te werk gaan. Ik duik in de lapjesbak en vis er wat stukjes stof uit. Ik jas een paar lapjes aan elkaar. Niks aan.

Het is geen kinderachtige machine. Nu weet ik daar toevallig een heel klein beetje van omdat we vorige jaar de dochter verrasten met een nieuw apparaat, eentje waar de we buidel aardig voor moesten leeg kieperen en dát was er een die tamelijk basis werd genoemd door de verkoopster. Het apparaat waar ik nu aan zit werkt volledig automatisch, er zit een display waarop ik kan zien met welke steken in kan werken. Het zijn er drie miljoen. Ik vraag me af of de machine ook kan schrijven, of dat ík met de machine zou kunnen schrijven en ja dat lukt!

Aan het einde van de middag race ik het lapje verwoed onder de naald door. Kijk dood is ook mooi, schrijf ik in lelijke schots en scheve letters. Misschien is het toch zo gek nog niet textiel erbij te betrekken. Het idee heeft zich al genesteld in mijn hoofd. Het moet alleen mooier kunnen, of ík moet het mooier kunnen. En dan dringt tot me door dat ik eigenlijk de hele middag al een naaimachine hoor ratelen naast die van mij. Verderop in de werkplaats staat een grote machine. Hij doet t uit zichzelf. Dat is de borduurmachine, merkt de chef werkplaats op. Op het display staat een tekst: Ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik het kan. Pippi, wie houdt nou niet van haar? Onder de naald verschijnt de tekst in kleurig oranje, perfecte steken, helemaal vanzelf!

Maar de klok slaat vijf, chef werkplaats slaat haar laptop dicht. Volgende week ben je de eerste! En zo weet ik dat ik nog niet klaar ben hier en plan een nieuwe afspraak in.