We hoorden maanden, misschien wel járen de regelmatige slag van het heien. Tussen 2013 en 2015 werd de Nevengeul gegraven. Drie kilometer nieuwe rivier parallel aan de Waal om zo de rivier de ruimte te geven uit te dijen wanneer nodig. Ik volgde het project van dichtbij. Bleef regelmatig stilstaan op de brug om de werkzaamheden te bekijken. Het was een waanzinnig gezicht.

De aanleg van de nevengeul leverde een nieuw eiland op. Een eiland waar we konden wandelen, fietsen, zwemmen, vrij zijn zeg maar. En dat diréct naast de stad: Nijmegen aan zee!

Vanaf het moment dat het eiland is opengesteld ben ik er vrijwel dagelijks. Ik zwem het hele jaar door maar ik kan me ook herinneren hoe het vooral de eerste jaren voor de hondenbezitters een enorme opluchting was; eindelijk een plek waar de honden vrij hónd konden zijn. Ondanks het feit dat Nijmegen een van de Nederlandse gemeenten is waar de hondenbelasting het hoogst is, zijn er bijzonder weinig losloopgebieden te bekennen. Toegegeven; iedere wijk heeft een veldje met een hek eromheen dat officieel te boek staat als losloopgebied, maar menig hondenbezitter weet: de hond heeft meer nodig dan een paar vierkante meter met een hek eromheen. Een hond is een levend wezen met evenveel recht op een plek op deze aarde dan ieder ander en moet zich dus, op zijn minst zo nu en dan, vrij kunnen bewegen. Het eiland was een oplossing: er was geen wild, geen vee. De honden konden geen kwaad maar wel lekker rennen. Dat veranderde toen de grote grazers kwamen, toen werd het opletten geblazen. We moesten afstand houden van de dieren, vooral in de maanden dat er klein grut tussen liep. Ik snap het; de grazers hadden ook ruimte nodig. Maar goed, ik dwaal af..

In de tussentijd bleef er voldoende over om wel dagelijks dolblij te zijn met het eiland. Met kinderen in een leeftijd waarop ze nog niet worden toegestaan in het uitgaanscircuit, bood het eiland een mooie plek om lekker samen te scholen, vies woord tegenwoordig, maar lang was dat heel normaal. Mijn kinderen hingen vaak op het eiland. Overdag zwemmen, s ’avonds hangen. Zo nu en dan ging er een fikkie aan. Toegegeven: er bleef vaak veel rotzooi liggen. Maar er zijn gelukkig ook veel mensen die zich daarvoor verantwoordelijk voelen; ik ben bij lange na niet de enige die regelmatig met vuilniszakken over het eiland sjouwt. Maar goed, ik dwaal af..

Er was de afgelopen jaren discussie over de regelgeving rondom het eiland. Mag je nou wel of niet van de brug springen? Mag je nou wel of niet in je blote kont? Mag je nou wel of niet een fikkie stoken? Ik snap dat sommige dingen niet kunnen, écht. Mijn honden mogen geen konijnen opeten. Ze mogen de runderen niet opjagen. We moeten onze rotzooi opruimen. Allemaal begrijpelijke regels.

Maar toen werd ineens aangekondigd dat er gebouwd zou gaan worden op het eiland. Huh? Gebouwd? We gingen hier toch recreëren? Nee, het is alleen een klein stukje, alleen aan het begin. Ik voel me toch genaaid.

We leven met bijna acht miljard mensen op deze wereld. Dat is veel. Dat is heel veel. Ik begrijp dat we regels nodig hebben om dat allemaal enigszins in goede banen te leiden. Maar de wereld is óók van mij. Ik kan zelf inschatten of ik in de Waal wil zwemmen of pootjebaden, of ik mijn kinderen van een brug het water in laat springen, of ik in mijn blote kont de nevengeul induik. Zolang ik niemand tot last ben vind ik dat ik, en ieder ander, een eigen inschatting moet kunnen maken van de manier waarop we gebruik maken van onze gezamenlijke natuurgebieden. De een wil zonnen, de ander wil mountainbiken. Zolang we een beetje rekening houden met elkaar is er niet zo veel aan de hand toch? En bovendien, was dit eiland ons niet toegezegd als recreatiegebied? Hoezó zou er gebouwd worden? Maar goed, ik dwaal af..

Sinds deze week staat dit bord aan het begin van het eiland. Het is een opsomming van wat er allemaal niet mag. Ik zie vooral: ik mag niet zwemmen. In open water. In de vrije natuur, bepaalt de gemeente voor mij dat ik er niet mag zwemmen. Ik kan het niet geloven. De wereld is toch ook van mij?  Maar daarnaast gebeurt er nog iets anders: Bij aankomst in een prachtig gebied, een vrij en buitengewone plek start je je wandeling, fietstocht, of kruiproute met een boodschap van de gemeente over wat je allemaal níet mag. En daar moet ik dan onmiddellijk nóg een keer om huilen. Want goddomme, dat kan toch anders? Beste gemeenteambtenaar, beste burgervader Bruls, dat kan toch anders? En als jullie daar dan niet op kunnen komen, mag ik dan alstublieft komen helpen?