Voor mijn Artistiek Educatieve Onderzoek, dat ik moet uitvoeren voor de Master Kunsteducatie ben ik al een paar maanden totaal aan het klooien. Ik overdrijf niet; het is een aaneenschakeling van ondoordacht, inefficiënt, bij tijd en wijle roekeloos geklooi.
Ik begon afval te verzamelen dat ik nodig zou gaan hebben voor het lumineuze idee van een afvalketting die ik over de Waal ging spannen (uh haalbaarheid?) Ik maakte lange wandelingen over het eiland met stevige vuilniszakken die ik gevuld mee naar huis nam en in de achtertuin op een berg gooide.
Vervolgens kregen we een les in Design Thinking, een methode om al je goede ideeën te deleten en opnieuw te beginnen. Ondertussen begonnen de vuilniszakken in mijn achtertuin als zichzelf al bijna naar de stort te wandelen.
Na de les Design Thinking had ik inderdaad geen enkel idee meer. Niks Noppes Nada.
Dat was een fascinerende nieuwe ervaring voor me, en ik vroeg me af of ik dat niets, niet kon uitbouwen tot een projectje en hop (!) daar was een nieuw idee geboren. Ik zou me laten “ontvoeren” door iemand die ik niet ken en die de agenda voor die dag zou bepalen. Het avontuur zou me vanzelf weer iets nieuws brengen.
Of toch niet misschien? Ik initieerde drie zgn. ‘onbekende ontmoetingen’: de eerste was een meneer uit de buurt met wie ik een prettige wandeling maakte. De tweede was een spontane vrije dag omdat er niemand verscheen. En de derde bleek een vriendin met wie ik de dag op het strand in het midden van Nederland doorbracht. We kletsten over vanalles behalve over kunsteducatie.
Al met al genoot ik wel tamelijk van het hele geklooi en gaandeweg werd me ook duidelijk waar dat door kwam: ik was aan het buiten spelen. Ik werd niet beoordeeld. Ik kreeg er niet voor betaald. Ik hoefde niemand iets uit te leggen. Ik deed maar wat. Klooien dus. Bijzonder leuk.
Maar dat wist ik al, moet ik toegeven, want ik klooi tamelijk veel. Waarom eigenlijk? Vroeg ik me af en daar heb ik nu het volgende over bedacht:
Ik houd ervan ergens in te duiken. Omdat ik de neiging heb intuïtief te handelen, ga ik wel vaker vrij ondoordacht te werk. Ik spring eerst in de poel, kijk vervolgens om me heen en vraag me af: 1) wat doe ik hier eigenlijk? 2) hoe kom ik er weer uit?
Toegegeven: deze levenshouding heeft me al geregeld in de problemen gebracht.
Het klinkt ook tamelijk onnozel, dat zie ik zelf ook wel in, maar ik ben niet onnozel. Waarom doe ik het dan? Het antwoord is simpel: als ik er al te veel over na denk, doe ik het niet meer. Het blijkt niet nodig, ook anders te kunnen, te gevaarlijk of al gedaan. Allemaal redenen om het níet te doen. Er ontstaat een nieuw plan, dat vervolgens keurig kan worden uitgevoerd. Ook niks verloren zou je denken toch? Mis! Wèl iets verloren. Die sprong in de poel levert me altijd iets anders op, iets dat ik van te voren niet had kunnen bedenken, iets waar ik niet op was gekomen zonder te springen.
Terug naar het Artistiek Educatief Onderzoek. Wat leverde het me op:
Allereerst een heleboel lol en drie hele toffe dagen. Maar er was meer:
De eerste ontmoeting zette me ook aan het denken over man-vrouw-verhoudingen, over de kwetsbaarheid van een vrouw, over de misinterpretatie van sommige mannen, over het feit dat ik zo vergroeid ben met het bewustzijn dat er ook misbruik van mij (lees mijn intenties) gemaakt kan worden dat ik me niet eens meer realiseer dat dat een belasting is. Voor de goede orde: er was niets onbehoorlijks aan de eerste ontmoeting
De tweede ontmoeting, die geen ontmoeting werd omdat niemand verscheen, zette me aan het denken over de ander. De ander die online zo jubelend reageerde op het initiatief maar dus niet verscheen. Waarom eigenlijk niet? Ben ik in de minderheid van poelspringers?
De derde ontmoeting zette mij aan het denken over vriendschappen. Wat ze waard zijn en wat ze brengen. Dat het niet altijd hoeft te worden benoemt, gezien, beklonken maar soms zo onuitgesproken goed is voor dat wat het is.
Dat leek me alles. Totdat ik dit stuk wilde gaan schrijven. Toen pas realiseerde ik me dat ik mijzelf voor deze opdracht nooit had gezien als beeldend kunstenaar. Doordat we werden uitgedaagd ons op nieuw terrein te gaan begeven ontstond bij mij het verlangen een mij onbekende discipline te gaan ontdekken. Beeldend. Vandaar de plastic ketting. Ik zag niet dat ik het allang deed, met mijn knutselwerkjes aan de keukentafel. Vanaf het moment dat ik me ervan bewust werd, begon ik meer tijd en energie te steken in het project dat ik eerder al had opgezet voor mijn zgn vrije ruimte. Inmiddels lijkt het erop dat ik een expositie zal moeten gaan organiseren.
Als kunsteducator zou ik graag beweren dat klooien van belang is al komt er niets uit. En dat is ook zo maar het is niet helemaal wat ik bedoel: om te kunnen klooien moet je de vrijheid hebben het proces zonder beoogd eindresultaat in te gaan. Het is dus van belang dat de uitkomst nul zou kúnnen zijn, evenals het van belang is dat er geen doelstelling wordt bepaald. Puur omdat het hebben van een doelstelling het klooien an sich beïnvloedt.
Maar of de uitkomst van het geklooi nou 0 is of 100, het feit dat de klooierd reflecteert op het klooiproces is onderdeel van de uitkomst en dáármee kan de uitkomst van een klooiproces dus nooit meer 0 zijn. Dát bedoel ik!
Dit ultieme klooiproces maakte dat ik zin kreeg meer beeldend werk te maken. Iets waarvan ik me niet bewust was. Maar belangrijker vind ik de ontdekking dat dit proces me heeft geleerd hoe van belang ik klooien vind en dat het een vaste plek verdient in ieder onderwijs, zonder dat je daar dus een punt voor krijgt.
Laat een Reactie achter