Door de hooikoorts word ik vroeg wakker met dichtgeplakte, brandende, rode oogjes. Godzijdank voor de oogdruppels. Er liggen twee honden dicht tegen me aan geplakt. Buiten schreeuwt een ekster om aandacht. De warmte duwt zich door de gesloten gordijnen. Het is pas half zeven, goeie tijd om te gaan wandelen.
Gisteravond maakten mijn dochter en ik nog een rondje over het eiland van Nijmegen. Het eiland waar tot voor kort een bord hing waarop stond wat je er allemaal níet mag doen: niet zwemmen was het verbod dat me nog het meest stak. Ik was zo blij om te merken dat mijn uitgebreide gesprek met de wijkregisseur ertoe had geleid dat het verbodsbord verwijderd was. De twee palen die het bord eerder hoog hielden, staan nu doelloos naast de ingang van het eiland.
Het strand lag vol met jongeren. Vanaf de brug nam ik even de tijd naar ze te kijken. Ik weet niet wat dat is, maar ik word altijd een beetje warm van die aanblik: kids die lol maken, jongens en meisjes door elkaar. Dat gedoe dat ze samen hebben, de onhandigheid, de lol. Ik gún het ze zo.
Stiekem kijk ik ook even of de vertrekkende kids hun rotzooi wel opruimen. Twee meisjes struinen over het strand met een vuilniszak. Ik steek mijn duimen op. Ze glimlachen. Beter wordt het niet.
Deze ochtend ben ik de eerste op het eiland. Verderop loopt de kudde runderen met de kleine kalfjes. In het water wat ganzen. Er schiet een konijnenfamilie onder de brug zodra ze de honden in de smiezen heeft. Ik houd ze nog even aan de lijn tot iedereen veilig dekking heeft gevonden. Vanaf de brug kijk ik even over het lange strand. Ik ben voorbereid op wat ik zal zien en toch steekt het me weer. Het strand ligt bezaaid met afval: blikjes, plastic flesjes, pizzadozen, hamburgerbakjes. Ik blijf staan en kijk ernaar. Ik weet niet wat dat is, maar ik word altijd een beetje koud van die aanblik.
Net zoals de meisjes die ik gisteravond met een vuilniszak over het eiland zag struinen loop ik zelf zo vaak de rotzooi op te ruimen. Met mij velen. We verzamelen al het zwerfafval en zetten het klaar bij de bakken voor de DAR die dagelijks langskomt. Nu besluit ik het niet te doen.
Ik heb jongeren vaak gevraagd waaróm ze het laten liggen. Hoe het kan dat ze de verantwoordelijkheid niet ervaren? Waarom ruimt de ene jongere keurig zijn rommel op en laat de ander het achteloos liggen? Dat dat niet ligt aan de kids, is voor mij evident. Ik concludeer dat wij, de opvoeders, ergens hebben gefaald. We zijn vergeten ze voldoende te leren dat dit hún wereld is, dat zij er langer mee door moeten dan wij. Dat wij de boel hebben verkloot maar dat het aan hun is het anders te doen.
Ik besluit dit keer níet op te ruimen, want daarmee leg ik feitelijk alleen maar een schoon strand klaar om opnieuw bevuild te worden, en vraag me af: wat zou er gebeuren als we de jongeren niet afstraffen, niet bekeuren, maar verantwoordelijk maken? Als we ze de sleutel van het strand geven en zeggen: dit is jullie wereld jongens, make it work!
Zodra ik thuis kom bel ik opnieuw met de wijkregisseur. Ik heb een idee.
We zitten in een crisis, een klimaatcrisis. Die komt niet alleen door Shell, de vliegtuigen of ons consumeergedrag. Die komt door een gebrek aan besef. Een gebrek aan besef dat het onze aarde is waarop we leven, ons huis. Dat we wel plannen kunnen maken over verdienmodellen, groeicurves en uitbreiding maar dat alles straks valt of staat met het overeind blijven van ons huis. Ik geloof niet dat we zomaar ineens ten onder zullen gaan. Ik geloof niet dat de boel ineens stopt. Ik geloof dat we straks gewoon op een afschuwelijk vies strand zitten, tussen de hamburgerdoosjes en de lege blikjes bier in omdat we gewoon vergeten zijn om op te ruimen en het mooi te houden. Daardoor zal het vechten worden voor de laatste schone plekjes. Die plekjes zullen veel geld gaan kosten, dát zal de kloof tussen arm en rijk alleen maar vergroten, dát zal een nieuwe oorlog ontketenen, dát zal nog meer rotzooi verspreiden.
Vanavond waak ik even voor het klimaat. Ik volg anderen op en na mij zal het stokje weer worden overgenomen. Er zijn méér mensen die er wel om geven. En niet iedereen die er niet aan mee werkt, geeft er niet om, dat weet ik zeker. De meesten zouden meewerken als ze zouden begrijpen wat er gaande is. En daarin hebben we allemáál iets te doen.
Laat een Reactie achter