Het is de zevende keer vandaag. Ik tel ze op mijn vingers als ik de brug overloop. Ik ben te vroeg, het is pas half negen, maar ik vind het fijn eerst een eindje te wandelen voordat ik het water in moet. Voordat ik J. zie ook. Hoewel de ochtenden niet meer zo hectisch zijn als toen ik nog een héél gezin had en geen half. Toen er nog broodtrommels moesten worden gevuld, kinderen naar school gebracht, mannen gewekt, ruzie gemaakt, lijstjes afgewerkt, gekibbeld over wie wat en waarom de vuilnis was vergeten. Met het halve gezin gaat het heel relaxed: de dochter en ik staan op, zetten een muziekje op of het journaal aan. Ik maak pap of smeer een boterham en kruip achter de krant terwijl ik zo nu en dan roep; hoe laat is het meisje? Wat de enige methode bleek om haar op haar horloge te laten kijken. We eten wat. Ik zorg dat ze haar beker thee leegdrinkt, haar tas niet vergeet bij de deur, ontvang haar kusjes en sleep haar fiets uit de schuur. Dat vindt ze fijn. Dan zwaai ik: dag schatje tot vanmiddag. Of soms; tot volgende week. Dan gaat ze naar haar vader en ben ik de hele volgende week een kwartgezin met mezelf, waar ik dan ook weer van geniet.
Als ik de auto van J. naast de mijne zie stilhouden, draai ik om en loop haar tegemoet. De zon doet belachelijk hard haar best vandaag, een beetje aanstellerig zelfs. Het is februari. Nog geen negen uur in de ochtend. Doe een beetje normaal.
We glimlachen en houden elkaar even vast. J. en ik. Heel normaal. De ene hond bijt in de kop van de andere. De andere blaft hard en bijt in de kont van de ene. Wij kijken daarnaar. Wij zouden dat ook kunnen maar we overwegen het niet echt. Het is nog vroeg.
Dan kleden we ons uit. We gillen er niet bij maar lopen heel rustig het water in. Ik blijf even staan. Ik heb me voorgenomen om eens op te houden met dat hysterische gedoe. Ik ga áárden, dat ga ik doen. Dus ik aard. Hartstikke makkelijk. Geen idee waarom je daar een hele cursus voor zou moeten volgen. En dan lopen we erin. Gewoon pompidom, beetje dooraarden, beetje doorademen. Ik stel me maar een piepklein beetje aan als ik koppie onder moet, maar snap inmiddels dat dat gewoon een kwestie is van niet over nadenken. Zoals overigens de meeste dingen het eenvoudigst blijken. Koppie onder, vijf slagen en dan eruit.
Téring wat koud zeg. Genoeg met dat geaard. Snel aan de thee!
Laat een Reactie achter