Als ik over de dijk rijd, bedenk ik me dat iemand een keer een foto moet maken van de twee blote vrouwen die we straks zijn. In het water. In de morgenzon. In dat licht. Met de rijp op het strand en de nevel over het water. Dat ik dat wil vastleggen. Een kriebel trekt door mijn lijf. Ik weet hoe koud het water zijn zal, en ik weet hoe blij het me zal maken als ik er straks weer uit kom. Nu ril ik er vast van.
J. loopt al aan de overkant. Van alle vrouwen in mijn leven zijn J. en ik het meest hetzelfde. Ik begrijp hoe haar kop werkt, want die van mij werkt ook ongeveer zo. Ze begrijpt de keuzes die ik maak, want ze doorziet de afwegingen en hoe ik soms niet anders kan dan die terzijde te schuiven en te doen wat ik te doen heb. We zijn al tien maanden bezig met deze duik. Ze vroeg het in januari en we begonnen niet snel daarna, hadden natuurlijk geen geduld om te wachten tot het zomer zou worden zodat je na het warme weer door kunt blijven gaan met wekelijks zwemmen en geleidelijk aan kunt wennen aan het steeds kouder worden van het water. Afwegingen die je soms gewoon terzijde schuift, al adviseerde het internet iets anders.
We houden elkaar even vast. Onze zwarte winterjassen dicht tegen elkaar aan. Onze zwarte honden springen tegen onze benen op, dan lopen we naar de waterkant. ‘Soms ben ik het even kwijt,’ zegt ze, ‘waarom we dit doen.’
Mjn voeten staan in het water. J. duikt er meteen in. ‘Het is warmer dan je denkt,’ gilt ze blij. Er is niets warms aan dit water maar toch snap ik wat ze bedoelt. Ik laat een warme stroom pies langs mijn benen lopen, wacht niet tot het druppelen stopt maar duik er dan ook in. Niks warms aan maar wel lekker. De kou knalt mijn longen open. Een schreeuw ontsnapt me. Ik lach hardop en spetter zo hard ik kan met mijn voeten. Wolken drijven over een strak blauwe hemel.
Er is veel aan te merken op dit leven. Echt best wel veel. En we hebben ons daar vaak druk over gemaakt, ons afgevraagd hoe we dat allemaal moesten bolwerken en waarom. Waarheen het allemaal zou moeten leiden en weer waarom. Wie er bij hoorde en wie niet en ook daarbij waarom. Voortgaan en omdraaien, twijfelen, inzien, doorbreken, aangaan, oplossen. Waarom waarom waarom. En je ondertussen vooral veel zorgen maken over de anderen. Of ze wel voldoende. Of je wel goed genoeg. Of je niet anders. Of je wel of niet. En waarom?
Ik duik onder. Als ik boven kom met een ijskoud hoofd, zwemt J. me net voorbij. We grijnzen breeduit naar elkaar.
We zijn een beetje klaar met al dat gedoe, besluiten we later op het strand met onze mutsen op en een beker warme thee in onze handen. ‘Ik dóe gewoon,’ zegt ze. ‘Ik ook,’ zeg ik, ‘en verder zien we wel.’ Ja, knikt ze. We zien het wel.