Ik ben al die weken blijven zwemmen, soms alleen, soms met de liefde, soms met J, meestal in mijn blote kont, soms in bikini of zwempak. Het is acht maanden geleden dat J. en ik afspraken wekelijks een duik in de Waal te nemen, en dat een jaar lang vol te houden. We begonnen in januari en hadden daarmee het moeilijkste meteen een keer gedaan. In de zomermaanden was het een koud kunstje het water in te springen, nog een keer en nog een keer, maar sinds een week of twee is het water weer koud. De lucht is veranderd, al zitten er nog warme zomerse dagen tussen. Het najaar schuift de zomer voorzichtig aan de kant. In de grote eik achter mijn huis zijn al bruine plekken verschenen. De pompoenplant verdween al in de GFT-bak. In mijn vensterbank staat een grote schaal met kweeperen uit de tuin en de naaktslakken kruipen rustig de tuin uit. Vandaag zal ik mijn kledingkast uitruimen, zomerjurkjes opbergen in de kist onder het bed en de wollen vesten en warme broeken tevoorschijn halen.
We zien elkaar van verre al en zwaaien. De honden begroeten elkaar met luid geblaf dat van enthousiast en vrolijk snel overgaat in een hysterische roep om aandacht. J. en ik proberen elkaar te begroeten, lachen en lopen naar het water. Ze heeft hardgelopen en is nog warm en bezweten. Ik heb een snotneus en heb het koud. Het water is grijs. Op het strand voor ons ligt een korte broek. ‘Iemand is in zijn blote kont naar huis gegaan,’ grap ik. ‘Of nooit meer aan wal gestapt,’ grapt zij.
We lopen het water in, zonder al te veel gedoe. Ik duik onder. Mijn wollige hoofd schrikt op. De kou knalt mijn ziekige lijf wakker. Als ik boven kom, schreeuw ik luid. Niet van paniek of van schrik maar van blijdschap. J. lacht. Ze zwemt verder. De honden blaffen op het strand.
De zomer was mooi met minder mooie dingen. Ik nam afscheid. Ik had lief. Ik ontdekte en raakte teleurgesteld. Ik ontdekte en verwonderde me. Ik had lief en werd lief gehad. Ik moest leren stop te zeggen tegen dat wat niet goed voor me was. Stop. Ik moest leren kom te zeggen tegen dat wat ik wilde maar niet durfde. Kom. Ik deed het allemaal.
Als we drijfnat, koud en in ons blootje bij onze spullen komen, moeten we de handdoeken eerst opgraven. Ook de thermoskan met hete thee is omgevallen, de inhoud is grotendeels over mijn droge broek gelekt. De honden liggen tevreden naast de bende. Het lijkt wel of ze ons uitlachen. ‘Dit gaat over ons,’ concluderen we. ‘We laten letterlijk over ons heen lopen.’
Dat klopt.
‘Kom,’ zeg ik, ‘kom,’ en trek haar dichterbij. We kijken naar de Waal, die grijs net zo mooi is als blauw. In de kan zit nog precies voldoende hete thee voor twee halve bekers. Er is een handdoek droog. We zitten naast elkaar.
Stop zeggen is dan misschien soms nog moeilijk, maar kom lukt al best. Er is nog genoeg over om te vieren.
Laat een Reactie achter