Mijn dochter van vijftien kreeg klappen op straat
Ik schreef erover op 6 juli. Hoe mijn dochter en haar vriendin naar huis fietsten, er voor hun iemand op de rem stond waardoor er moest worden uitgeweken. Hoe er werd gefoeterd en doorgefietst. Hoe ze merkten dat ze werden achtervolgd op de brug. Hoe de achtervolger ze staande kreeg door tegen de fiets van de vriendin aan te schoppen, mijn dochter aan haar haren van de fiets te trekken, hoe ze klappen kreeg.
Toen de politie, die reuzesnel bij ons op de bank zat maar de twee huilende meisjes ook reuzesnel wist te vertellen dat aangifte doen geen zin had en dat het hier een klein incident betrof.
Nadat er veel over was gesproken en gehuild, nadat ik mijn grootste frustratie had weten af te voeren middels een klacht tegen de agent en een blog online, nadat we aangifte hadden gedaan, belde de dochter op een middag vanuit de stad. ‘We hebben hem,’ zei ze. Er was door de politie in de voorgaande weken zoals beloofd, niets ondernomen om de klootzak te pakken te krijgen maar op een middag zag de dochter hem zelf doodleuk een zaak inlopen. Ze belde haar vader, die ondertussen de politie belde. Mijn meisje zat op de stoep voor de zaak waar haar belager naar binnen was gegaan en hoefde hem alleen maar te omschrijven toen de politie arriveerde.
Die avond werd ik gebeld door de agent. Hij vertelde me dat ze de dader hadden weten te identificeren. Het betrof een zeventien jarige jongen. Hij had onmiddellijk bekend. Hij had spijt.
‘Het is wel goed om het een en ander te weten over de jongen,’ sprak de agent op kalme toon aan de telefoon. ‘Hij is een beetje bijzonder.’
Zo kwam ik erachter dat de jongen die mijn dochter rake klappen op haar hoofd had verkocht en haar had gedreigd te vermoorden, een jongen met problemen was. Er was iets mis met hem. Hij was niet helemaal goed.
We spraken af dat we om de tafel zouden gaan, ik met de meiden en de dader met zijn begeleider, zodat de dader zijn excuses kon aanbieden.
Dus daar zaten we dan, op een maandagavond, in een uitgestorven politiebureau. Ik had me nooit gerealiseerd dat de Politie ook kantoortijden aanhoudt. Dochter had eigenlijk niet zo veel zin maar was toch akkoord gegaan. Het was inmiddels al zes weken geleden. Het hele gebeuren was voor haar al aardig naar de achtergrond geschoven en daar was ik maar wat blij mee. Ik had me zorgen gemaakt over mogelijke angsten die zouden blijven hangen na zo’n (weliswaar klein) incident. We gingen toch. De vriendin kwam ook. We zaten met zijn drieën naast elkaar en hielden handen vast.
De jongen kwam binnen met zijn begeleider. De meisjes waren stil. Hij begon te vertellen over de rode doek die voor zijn ogen op was getrokken omdat een van de meiden had gescholden met kanker. Dat zijn vader pas was overleden aan de ziekte. Dat hij heel veel spijt had en wist dat hij nooit had mogen slaan. Dat hij soms niet helemaal begrijpt wat er in zijn hoofd gebeurt. Dat hij het zeker niet zo bedoelde.
We waren allemaal even stil. Daar zaten we dan. De meisjes wilden hem graag vergeven. We gaven elkaar allemaal een hand en liepen het bureau uit.
De dader van zinloos geweld die mijn meisje had geslagen en met de dood had bedreigd bleek een jongen van zeventien die een beetje moeite had zijn koppie op orde te houden. Hij was niet minder aangedaan dan de meiden. Even door het lint gegaan. Hoe vaak ben ik zelf in mijn leven door het lint gegaan, vroeg ik me af. Het had dan nooit geleid tot geweld maar inwendig had ik me zeker vaker in staat gevoeld de wereld af te breken. Is het niet iets wat we allemaal in ons hebben, de bad guy? Is niet iedereen tot wanhoop te drijven, en zouden we dan niet allemaal in staat zijn tot lelijkheid? Ik denk het wel.
We fietsen naar huis. Het is dezelfde route die ze toen fietsten. ‘Hier was het mam,’ zegt ze nog eens, alsof ze me de plek niet al vaker heeft aangewezen deze zomer. Ja, hier was het. Hier kregen twee meisjes dus klappen, en hier verloor één jongen dus even zijn beheersing. Dat was een kutdag voor alle drie. ‘Ik had eigenlijk vooral met hem te doen,’ zegt ze, en dat snap ik. Ik ook. Er gebeuren nare dingen in de wereld. We doen elkaar nare dingen aan. De ene keer ben je slachtoffer, een andere keer misschien wel dader. Als je het kunt oplossen met een handdruk en een sorry is dat eigenlijk prachtig, vind ik. Zoals je vroeger door de juf samen naar het midden van de klas werd geleid om elkaar, na een flinke vechtpartij op het schoolplein, een hand te geven en sorry te zeggen. Je moest elkaar wel in de ogen kijken.
Sorry. Ik wou dat iedereen het durfde.
Wat goed dat je hierover schrijft Heidi. Mooi verwoord en genuanceerd en ook zo waar.. Ik hou mij beroepsmatig al vijftien jaar bezig met onderzoek naar en afhandeling van jeugdstrafzaken en heel vaak is dit de realiteit en hoe het gaat. Goed dus om beide kanten van een verhaal te horen, omdat je hierdoor soms dingen in een heel ander perspectief gaat zien. Dus mooi dat het zo is gelopen en dat jullie samen het gesprek zijn aangegaan, wat een ander licht heeft doen schijnen op de hele zaak.
Mooi. Het is altijd anders dan je denkt.