‘Hoe kun jíj nou ooit nog iemand vertrouwen?’ vraagt H. me. Ze kijkt me met grote ogen aan. We zitten tegenover elkaar in de kroeg, ieder een biertje in de hand. Ik heb haar zojuist verteld dat de man die ik een aantal jaren als bijzónder belangrijk heb beschouwd in mijn leven, gedurende een korte tijd zelfs mijn liefde noemde maar langer nog mijn máátje, niets van dat alles blijkt te zijn geweest. Uit het niets werd ik onlangs gebeld door een dame die wist te vertellen dat we in dezelfde tijd met deze man verkering hadden gehad. Het kostte niet veel moeite om (aan de telefoon met beide de agenda van het vorige jaar opengeslagen voor ons) te begrijpen waarom afspraken destijds waren afgezegd, waarom hij eerder weg moest, of ik eerder weg leek te moeten. We blijken zelfs binnen hetzelfde weekend hetzelfde bed te hebben gedeeld, én we zijn ook nog eens niet de enigen.

We nemen er nog een, H. en ik. Het leven is goed. Het is vrijdagmiddag. Er zijn vrienden, bier, ik kan nog pinnen, mijn twee kinderen zijn gelukkig en gezond en straks zal ik de trein naar mijn lief pakken. H. herinnert zich nog een ander verhaal. Het is al achttien jaar geleden maar bijna hetzelfde. Ook toen werd ik gebeld door een vrouw. Ook toen pakten we de agenda’s erbij om al snel tot de ontdekking te komen dat haar vriendje iedere nacht dat zij nachtdienst had gedraaid, bij mij had geslapen.

‘Ik ben een schaapje,’ zeg ik lachend. We proosten.

‘Ja, of jíj bent de leugenaar natuurlijk,’ grijnst H. ‘Niemand heeft die gasten ooit gezien. Je bent een schrijver. Wie zegt me dat jíj de boel niet gewoon loopt te verzinnen?’

We proosten proestend. Ze kent me beter dan dat: ik ben een schaapje.

Ik vraag me af of ik me ervoor moet schamen, voor dat schaapje-zijn van mij. Kennelijk doe ik het, want ik worstel al weken met deze blog. Waar schaam ik me voor, vraag ik me af als ik naar huis fiets? Voor het feit dat ik hem heb geloofd? Terwijl nu blijkt dat hij al die mooie woorden ook tegen drie andere vrouwen zei? Of voor het feit dat ik hem heb bewonderd? Terwijl nu blijkt dat zijn leugens zich niet slechts beperkten tot zijn privé leven. Want het verhaal van de lieve dame aan de telefoon ging nog verder. Het leven van de man die ik mijn maatje heb genoemd, blijkt aan elkaar te hangen van bedrog.

Thuis begin ik te lezen over de pathologische leugenaar en over de narcist. De man in kwestie scoort hoge ogen in beide gevallen. Alles valt op zijn plaats. De afgelopen weken heb ik me afgevraagd of ik me schaam omdat ik meen dat het iets zegt over mijn intelligentie, het feit dat ik me zo ontzettend onder mijn neus heb laten voorliegen. Ik heb me ook afgevraagd of ik mijn lief tekort doe door ooit zo te hebben gehouden van een idioot. Die gedachte laat mijn onderlip trillen. Ik heb me afgevraagd of iemand me ooit nog serieus kan nemen als blijkt hoe hard ik ben gaan stáán voor deze man. En langzaam wordt het dan toch aardig stil rond mijn hart. Ik realiseer me dat ik daarmee exact doe waarom dit me is gebeurd. Namelijk eerst mijzélf in twijfel trekken als iets niet klopt.

Ik fiets langs de Waal naar huis. Het is een mooie dag. De koeien grazen in de Uiterwaarden. De zon schijnt. Ik ben een schaapje: ik ga uit van het goede in de mens. Slechtheid is soms te slecht om te herkennen, omdat ik me simpelweg niet voor kan stellen dat je het zou willen zijn. Dat maakt me een schaapje.

Ik herinner me de gesprekken die ik vaak had met deze man. De gesprekken waarin hij in totale paniek belde omdat hij niet meer wist hoe verder. Hoe we uren aan de telefoon zaten en ik hem geruststelde; dat ie het goed deed, dat het weer goed kwam, dat het weer over ging.

Ik dacht dat de paniek werd veroorzaakt door de grote verantwoordelijkheid in zijn werk, de druk van de wereld, het harde werken, de faalangst, de onzekerheid. De kans is groter dat de paniek veroorzaakt werd door een slecht geweten, door het niet meer gescheiden kunnen houden van al die verschillende verhalen, door de voortdurende angst door de mand te vallen én door de enorme eenzaamheid.

Ineens ben ik blij met het schaapje dat ik ben, met de warme vacht en de kudde om me heen. Ik ben liever een schaapje. Ik ben een lief schaapje.