Dag dertien. Een man loopt met een boodschappentas over het fietspad. Twee pubers op stepjes. Krijsende langstaartparkieten in het park. Regen.
De lijnen van mijn twee honden raken verstrengeld, ik ontrafel ze, geef ze wat meer ruimte, ruim de poep op.
Het CBS houdt statistieken bij van overledenen; geslacht, leeftijd, doodsoorzaak. In week 29 zijn er in Nederland 391 vrouwen overleden tussen de 65 en 80 jaar. Ik vind je niet.
In nacht twee ging ik in mijn donkere woonkamer zitten en riep je, eerst zacht. Kom dan. Je zei toch dat het altijd door zou gaan. Kom dan. Geen zuchtje wind, niet eens een klok die stilhield. Op dag drie viel laf een vilten vogeltje van de boekenplank. Je zou beter doen als je kon. Weg ben je.
Ik reconstrueer, opnieuw en opnieuw: je stond op, maakte ontbijt. Gaf aan dat je liever niet met de hond wilde lopen. Je man lijnde de net vierjarige Corky aan en wandelde nietsvermoedend jullie huisje uit. Tot zohoo. Jij ruimde af en mat aan de eettafel je bloeddruk. Om deed je het omgekeerd? Eerst die bloeddruk? Noteerde je de uitslagen met de datum en het tijdstip op een geeltje en waste je daarná de ontbijtbordjes af?
Je legde je kleren voor de dag klaar over de strijkplank, kleedde je uit en stapte de douche in. Waste je je haren? Je veegde de tegeltjes droog, gooide de handdoek op de vloer. Was je toen al duizelig? Je stapte over het randje. Wist je het daar? Heb je daar nog aan me gedacht? Aan ons. Aan wat er nog te doen stond: tasje voor Iet afhaken, op tijd naar bed, volgende week dinsdag naar het ziekenhuis voor dat stomme hartfilmpje (nergens voor nodig), vlees uit de vriezer halen voor vanavond.
Opnieuw.
Nu zou je me bellen. Precies nú. Ik weet het zeker. Hoi liefje, ik dacht ik bel je even. Ik zou hebben opgenomen, telefoon tussen schouder en oor geklemd omdat ik óók iets anders te doen had. Hond aanhalen. Thee inschenken. Afwasje. TV uitzetten. Boek wegleggen. Van de fiets stappen. Hoi mam.
Hoi mam, je bent al dertien dagen dood. Het is groter dan we zouden hebben gedacht als we hadden geweten dat er over nagedacht had moeten worden. Ik denk niet dat je je dat hebt gerealiseerd. Ik ook niet. Ik wist het niet. Max zei: ik dacht eerlijk gezegd dat ik veel meer tijd had met oma. Eerlijk gezegd, zei hij. Ik dacht het eerlijk gezegd ook. Jij?
Hoi mam, ik dacht eerlijk gezegd ook dat ik meer tijd met je had en ook dat het minder erg zou zijn, makkelijker voor te stellen ook. Dat lijf is van de wereld af. Floep. Weg. Kan wel wezen. Dan zoek ik toch je stem?
Hoi liefje, ik dacht ik bel je even.
Dat is goed mam, doe maar ik zet de fiets wel even aan de kant. Laat die man even inhalen. Houd de hondjes kort en ga even op het bankje in het park zitten. De zon schijnt. Het is zo’n mooie dag. Fijn om je te horen. Hoe is het?
Wat mooi en eerlijk verhaal over hoe jij dit verlies verwerkt.
Sterkte nog meid.
Dag Douwe, jullie hadden deze week gewoon met mamma moeten eten. Ik zag de afspraak voorbij komen in haar agenda en kon me zo voorstellen hoe ze zou hebben gekookt, de wijn zou hebben gevloeid. Ze vertelde altijd zo blij over het contact met jullie. Voor jullie ook veel sterkte! XX
Mooi verwoord Heidi.