Mijn zestienjarige dochter belt ’s avonds laat of ze nog wat langer mag blijven. Ik zeg nee. Morgen is school en ik weet dat ze nog het één en ander heeft af te ronden in die laatste week voor de zomervakantie begint. Ze dramt even lekker door. Er volgen appjes die ik besluit te negeren. De volgende dag zullen we weer wat moeten uitpraten voordat we het lachend goedmaken en weer voortgaan.

Het is nooit eens genoeg, verzucht ik tegen de Liefde op de bank. Als ze tot laat uit mag, moet het láter. Als iemand komt logeren, kunnen het er net zo goed twéé zijn of drie, waarom eigenlijk niet vier? Ik doe altijd zo moeilijk en ik beperk haar ook ontzettend in haar vrijheid.

Ze trekt en duwt aan de grenzen, net zolang tot ze eroverheen struikelt, verbouwereerd aan de andere kant ligt, ik haar in haar sop gaar laat koken en ze weer terug moet kruipen om alles weer recht te leggen. Wat een gedoe die puberteit.

Ze lijkt op mij. Zelf was ik ook voortdurend op zoek naar meer, naar beter, naar alles en het liefst tegelijk. Ouder worden doet me goed. Ik raak mijn onrust kwijt zonder dat ik mijn teveel aan nieuwsgierigheid en energie inboet. Ik hoop dat het nog lang zo blijft.

Ik schreef het gedicht Het is genoeg een jaar of tien geleden. Ik weet nog goed hoe ik in de trein naar huis in de krant de zin Ik wil bloot zijn en beginnen van Paul van Ostaijen tegenkwam. Die zin nestelde zich in mijn hoofd. Het was een tijd waarin ik leefde op het kantelpunt van de onrust die ik nu ook in mijn dochter herken en de rust die ik inmiddels heb gevonden. Ik ervoer een hele grote behoefte alle ballast van mij af te werpen en mijzelf aan de wereld te tonen met alles wat ik ben, de dingen recht in de bek aan te kijken voor wat ze zijn, geen tijd meer te verliezen aan zaken die het niet waard zijn of toch al zijn verloren.

In de twee bundels die ik de jaren daarna schreef, is het gedicht nooit opgenomen. Het paste niet. Ik heb overwogen mijn roman Hawaï 2000 met dit gedicht te eindigen maar mijn redacteur raadde het me af. Dat snapte ik wel. Ik droeg het alsnog voor toen ik afstudeerde, ondanks het feit dat ik me realiseerde dat het literair gezien waarschijnlijk als niet goed zou worden beoordeeld.

Het is genoeg is mijn lijfgedicht, het zegt voor mij exact wat ik te zeggen heb, al het andere is er een afgeleide van.

Voordat Frank en ik het filmpje gaan opnemen drinken we koffie in zijn keuken. Ik knoei wat met de make up terwijl hij met de lenzen van de camera prutst. Ondertussen kletsen we bij. Over de meiden, kunst en zijn moestuin. Ik hoor mijzelf zeggen dat ik voortdurend de behoefte voel om mijzelf in alle eerlijkheid aan te kijken en te tonen en dat mijn hele makersschap voortdurend eigenlijk daarover gaat.

Eigenlijk sta ik de hele tijd te onderzoeken: ben ik dít? Ben ik dít? En als ik dít achterlaat, ben ik dan dít? He zien jullie dat? Dít ben ik!

Ik ben mijn eigen grootste onderzoek.

Dat snap ik wel; om te kunnen schrijven over anderen heb ik het nodig te onderzoeken hoe het werkt, hoe ik werk, zodat ik mijzelf als graatmeter voor de mensheid kan gebruiken.

Ik werk aan een nieuwe roman, deze is van belang. Niet alleen voor mij denk ik. Ik heb een berg kracht nodig om de roman te kunnen schrijven. Ik moet het een en ander aardig in de bek aankijken: de ongelofelijke lelijkheid van de mens, de arrogantie en het egocentrisme dat we kunnen tentoonspreiden op het moment dat ons eigen daglicht in het gedrang komt. De wens om gezien te worden is bij sommigen van ons enorm. De hebberigheid gutst uit de aderen.

Om erover te kunnen schrijven moet ik het zoeken bij mezelf, en ik vind het zonder al te grote moeite. Dat is even slikken want ook ik ken de behoefte gezien te worden, het verlangen voor te dringen, de neiging te grijpen naar meer en moet soms mijn best doen het te laten.

Om te blijven wie ik zijn wil moet ik mij concentreren op wat er is, wie ik ben en wie erom mij heen staan. Dat het genoeg is. Dat te veel zelfs betekent dat het minder wordt.

Zonder ballast ben ik sterker. Ik laat mijn spierballen rollen en kijk het monster aan. Daar komt op een dag een nieuw boek van.

Het is genoeg

Ik rits mijn hoogmoed af en laat haar vallen op de grond
Ik gooi mijn grijns over de kapstok en knoop de façades open
knoopje voor knoopje en
kijk niet om als ik eruit stap

Het is genoeg
Ik pel mijn lijf af en trek mijn huid uit
Ik breek mijn botten open
Alles klopt en glanst en ik zie hoe daar mijn lichaam danst maar

Het is genoeg
Ik ruim de kasten uit en veeg de ribben schoon
De ruimte stelt mij zo gerust
Ik wil bloter zijn dan bloot en moest eerst groot groeien om te snappen dat het kleiner kan

Het is genoeg
Ik wil het niets in mij beminnen
Ik wil bloot zijn
en beginnen*

*dank voor deze zin aan Paul van Ostaijen