Het is vrijdagavond. De dochter laat weten dat ze niet mee eet en de Liefde zal pas laat komen. Twee hondjes op het bed achter me proberen mijn aandacht te vangen. Buiten schijnt de zon. Straks ga ik een wandeling maken. Misschien duik ik de Waal nog even in, maar eerst nog even dit:
het kwam door Corona dat ik me realiseerde dat nu het moment was. Ik had geen werk meer. Ik ontving een beurs van het Letterenfonds om een nieuwe roman te gaan schrijven, dat gaf me ruimte om even adem te halen, om niet iedere dag na te denken over de huur, de boodschappen, dat de auto een keer naar de garage moest. Ik mocht betááld een boek gaan schrijven.
Ik weet dat ik daar gekomen ben doordat ik in 2018 de Schrijversvakschool afrondde. Zonder de vakschool was het me niet gelukt, denk ik. Het gaf me structuur, reden om iedere dag opnieuw een stuk te schrijven. Ik wilde beter worden, het liefst de béste. Dat lukte me niet. Ik was de middenmoot, stak nooit eens met mijn kop meters hoog boven het maaiveld uit, baalde daar dan weer zo stevig van dat ik nog harder ging werken net zolang tot het me wel lukte.
Toen Corona mijn werk platlegde kon ik twee dingen doen: iets heel anders waarmee ik in elk geval iedere maand de huur zou kunnen betalen, óf nog meer investeren in dat waarvan ik zeker weet dat ik het wil: schrijven en schrijfles geven. Ik koos voor het laatste en daar ben ik zó ontzettend blij mee.
Ik dacht, nog steeds, na al die jaren dat studeren gewoon ontzettend moeilijk zou zijn. Nooit had ik gedacht dat ik het hele jaar zou mogen spelen. Dat ik zo veel kanten aan de studie zou ervaren als een groot feest. Maar de vrije ruimte, dat sloeg wel alles recht wat krom was.
Ik leer door te doen. Door letterlijk tegen een probleem aan te lopen en het te moeten (of willen) oplossen. Ik kijk om me heen hoe anderen het doen. Ik doe na. Soms constateer ik dat ik een betere manier heb ontdekt, dan ben ik trots (kijk eens mama, met losse handen!) soms bak ik er weinig van, dan verbijt ik me en probeer het nog es, tot het wél lukt.
De ideeën ontstaan gaandeweg. Ik zie snel verbanden en zet een koers uit. Dáár wil ik heen. Dan ga ik. Onderweg verander ik zelf de route, toch iets meer links, toch iets meer rechts, ach wat we pakken het vliegtuig!
Meestal wordt het halverwege de route te veel. Dan heb ik te veel ideeën verzameld, te veel bestemming aangekruist op mijn routekaartje, blijk ik te weinig tijd te hebben, raak ik het spoor bijster. Dat gebeurde ook hier. Ik zag een expositie voor me. De fotoserie die ik had gemaakt leek de rode draad. Ik maakte lijstjes, ondergrondjes, gedichten, tekeningen. Alles hoorde bij elkaar. Ik droomde er al van hoe ik het zou opstellen, ophangen. Ik moest het museum maar vast bellen. Nouja zo gaat dat dus in dat hoofd van mij, hop tot he moon en beyond!
Een aantal weken geleden pakte ik mijn eigen doelstellingen er opnieuw bij. Ik las wat ik me had voorgenomen. Een aantal zaken had ik al laten vallen, zoals de zeven hoofdzonden. Tuurlijk had ik met gemak ook nog zeven blogs kunnen schrijven over de zonden in mij en hoe ik die had ontdekt tijdens mijn zoektocht. Maar dat zou onzin zijn. Ik ken mijn zonden. Het zijn er trouwens veel meer dan zeven en ze er even niet toe.
Ik heb lang haast gehad. Toen mijn eerste bundel verscheen, schreef ik als een idioot door om af te kunnen studeren. Ik was bang ik de boot zou missen. Toen de roman er was schreef ik zo snel door omdat ik binnen een jaar met een nieuwe bundel wilde komen. Ik was zo bang om de boot te missen. Toen die bundel er was, diende ik een concept voor een nieuwe roman in. Deze moest beter, groter, meer. Ik was zo bang om de boot te missen.
De redacteur die me door mijn eerste roman heen hielp, Jasper Henderson momenteel redacteur bij Thomas Rap, mailde me eens terug: rustig aan Heidi, je gaat te snel, toen ik hem binnen een paar weken de vijfde versie stuurde. Ik hóórde hem wel, maar het drong niet tot me door wat hij zei. Het zinnetje heeft me echter nooit meer verlaten.
Bij de roman waar ik nu aan werk voel ik voortdurend de wens om de tijd te nemen, omdat het verhaal de ruimte nodig heeft, en die ruimte groeit met de tijd. Rustig aan Heidi, je gaat te snel. De planning voor de roman loopt inmiddels uit, maar dat geeft niet. Ik wil dat het goed wordt, nee perfect, en ik rond hem liever over een jaar pas af wanneer ik zeker weet dat dit exact is geworden wat ik te vertellen heb dan een dag te vroeg en de plank misgeslagen.
Ik zie een expositie voor me. Een expositie over de dood. Tijdens mijn vrije studieruimte die ik heb doorgebracht in de werkplaatsen van Fontys is allerlei materiaal uit mijn handen gekomen. Het staat in twee kisten onderin de trapkast. Ik laat ze even staan. Ik ga er volgend schooljaar mee verder. Eerst ga ik wandelen, ga zitten aan de oever en zwaai naar de voorbijvarende boten.
Laat een Reactie achter