Mijn dochter brult al dagen de eerste drie regels van het refrein van Bohemian Rapsody door het huis. Haar Engels is nog niet zo best waardoor eigenlijk alleen de Mamaaaaaa luid en duidelijk doorkomt. Dat doet ze ook het liefst. Ze maakt er werk van: gaat voor me staan, neemt haar onzichtbare microfoon ter hand, haalt diep adem en schalt: Mamaaaaaaaa, gevolgd door een riedeltje jabbatalk.
Het is meestal de aanzet tot een verzoek. Mamaaaaaaaaaa, mag ik logeren? Mamaaaaaaaaaaa, eten we pizza? Mamaaaaaaaaaaa, wil je me voorlezen? is de nieuwste.
Sinds ik mamaaaaaaaa ben, probeer ik mijn kinderen te enthousiasmeren voor literatuur. Tot nog toe heeft het knisperboekje van Nijntje met vlag en wimpel gewonnen. Daarna ging het snel bergafwaarts. Op haar achtste bleek ook een beetje waarom: dyslexie. En hoewel ze ‘slechts’ aan een milde vorm van dyslexie lijdt, het drukt de pret van het lezen toch.
Maar nu ze op de middelbare school zit, dient er serieus gelezen worden. Ze moet een heus boek kiezen voor Nederlands. Als ze me erover vertelt, hangt ze als een vaatdoekje over de bank: Ik moet een echt boek lezen. Ze kreunt er een beetje bij. Mijn tenen krommen. Ik fietste als kind wekelijks vrijwillig naar de bieb om met het maximaal toegestane aantal boeken weer huiswaarts te keren. Toen ik slaagde voor de havo kreeg ik van mijn moeder een eerste druk bundeltje Duitse poëzie vol Goethe uit het plaatselijke tweedehands winkeltje. Mijn moeder had me al vaker gadegeslagen terwijl ik opnieuw en opnieuw keek naar de prijs in het boek. Ik snap heus wel dat dat ook niet helemaal normaal was.
De dochter laat de datum waarop het boek uit moet zijn en ze er een presentatie over moet geven, zonder zichtbare stress dichterbij komen. Daadwerkelijk een boek uitkiezen, lijkt niet in haar op te komen, laat staan dat ze ergens in begint. Ik opper zo nu en dan iets; zullen we even naar de bieb samen?
Neuh.
Tuurlijk niet. Waarom ook?
Als ik op een middag thuiskom, hangt ze op de bank met Anne Frank voor haar neus. Mijn god. Driehonderdzoveel pagina’s. Ik weet wat dat betekent. Er zal iets van mijn doorzettingsvermogen gevraagd worden de komende tijd. Van dat van haar ook natúúrlijk, dat bedoel ik.
Als we een paar weken verder zijn en ze ongeveer halverwege het boek is zegt ze; tis wel kut dat ze schrijven nu zo leuk begint te vinden mam, het worden elke dag langere stukken.
Zo kun je ook naar het verhaal kijken inderdaad. We lezen iedere dag ook een stuk samen. Ik verbaas me over de woordenschat en zinsbouw van Anne Frank. Slimme meid. De dochter merkt nog iets anders op: zeker wel dat ze lesbisch was he mam, hoe graag die aan borsten wil zitten. Was me ook nooit opgevallen. Zo leer je nog eens iets.
Om haar te motiveren, houd ik haar een dagje Amsterdam met bezoek aan Het Achterhuis voor. Daar verheugt ze zich op, helemaal als ze een vriendin mee mag nemen. Het lezen vordert gestaag. Heb je al kaarten mam? vraagt ze zo nu en dan. Ik hum, oja die kaarten, dat regel ik zo wel even.
Het boek komt uit. Het is een wonder. Ze is er stil van. Ze vindt het ook nog mooi. Ik maak een huppeltje, het is gelukt. Enthousiast begint ze aan haar presentatie, appt haar vriendin of ze de polaroid camera mee wil nemen naar Amsterdam, vraagt tussendoor of ik die kaarten nou al heb. Ik schrik. De kaarten ja, dat moest ik nog doen. Ja hoor, lieg ik en snel naar boven om kaarten te reserveren. Online zijn er 1140 wachtenden voor me. Ik ben te laat. Ze heeft het niet van vreemden.
Laat een Reactie achter