Vriend F. houdt van duidelijkheid. Als hij constateert dat ik niet duidelijk ben, vraagt hij net zo lang door tot ik dat wel ben. Dus zeg ik tegen hem dingen als: ik wil bij je komen eten. Kun je me even vasthouden? Haal je hand eens van mijn kont. We hebben nooit gedoe. Duidelijkheid schept een grote vorm van eerlijkheid, niet alleen naar de ander toe maar in eerste plaats naar jezelf. Je wordt immers gedwongen te bedenken en vervolgens te formuleren wat het is wat je wilt.

Ik vraag me bij hem nooit af of ik me niet te veel opdring, of hij daar wel op zit te wachten, of ik hem niet met rust moet laten, of hij er niet iets anders achter zal zoeken, want ik weet dat als dat het geval is, ik de eerste zal zijn die het hoort. Kortom van onzekerheid hoeft geen sprake te zijn.

 

In het bos voor het boshuis waar ik tijdelijk woon, zit geen wild. Ik merk het aan de manier waarop hond Lucy naast me loopt. Ze verveelt zich, blijft bij me in de buurt, pakt zelfs zo nu en dan een stok op en gooit die dan zelf weg zodat ze erachteraan kan rennen. Als er wild zou zitten, al was het maar een klein haasje, zou ze daar geen tijd voor hebben. Dan zou ze met haar neus tegen de bosgrond aangedrukt het hele bos door zoeven. Nu heeft ze tijd voor andere zaken. Andere honden bijvoorbeeld. Haar eigen soort gunt ze anders geen blik waardig. Ik denk omdat ze ze niet op kan eten. Nu speelt ze.

Als een andere hond mijn kant op komt, gaat ze eerst tussen mij en de andere hond in staan. Hij mag zeker niet bij mij in de buurt komen. Ze beschermt me. Dat vind ik fijn. Ik ken mensen die daar minder moeite voor zouden doen, daarom waardeer ik haar zo. Als de andere hond begrepen heeft dat ie uit mijn buurt moet blijven, gaan ze aan elkaar snuffelen. Er wordt niet erg moeilijk gedaan over snuffelen. Niet zo’n beetje voorzichtig dichter bij elkaar in de buurt komen en stiekem inhaleren als de ander het niet ziet. Nee hoor. Gewoon de kont naar de ander toedraaien, staart omhoog en snuffelen maar. Als ze elkaar leuk vinden gaan ze spelen, beetje ravotten. Ze sparen elkaar niet. Bijten elkaar in de kop, springen op elkaar, rijden op en neer. Net zolang totdat duidelijk is wie de baas is en wie niet. Dan geeft een van beiden zich over, gewoon hopsakee op de rug en de benen wijd. Dan mag de baas doen wat ie wil; nog meer snuffelen bijvoorbeeld. Het komt doorgaans niet tot harde seks. Daar gaat het kennelijk niet om.

Ik sta iedere keer met interesse naar dit spel te kijken. Het is zo lekker duidelijk.

De honden laten elkaar op de meest eenvoudige wijze weten wat ze willen. En zolang er geen afleiding in de buurt is, gaat dit redelijk harmonisch: Ga liggen, ik wil erop. Blijf weg van de baas anders bijt ik je dood. Beide partijen reageren primair op wat de ander aangeeft. Niemand vult iets in of aan, of bedenkt er iets bij, of houdt zich in of achter of god weet wat er allemaal nog kan spelen.

Als ik het bos uitwandel, struikelen mijn gedachten over elkaar als ik me probeer voor te stellen wat het zou betekenen als ik hetzelfde zou doen. Ik ga dat eens uitproberen. Ik beloof niemand dood te bijten.