Toen ik mijn plan voor de vrije ruimte schreef aan het begin van het afgelopen schooljaar formuleerde ik de volgende doelstelling:

Einde van het studiejaar heb ik zeven artikelen af die het proces, het zelfonderzoek en de zonden weergeven. Daarnaast zijn er objecten, tekeningen en foto’s ontstaan gedurende het proces die wel/ niet geschikt zijn voor exposure. Ik stel geen kwaliteitseisen aan de eindresultaten van de eerste zes genoemde disciplines, echter wél aan de artikelen. Deze laatste dienen publicabel te zijn.

Ik wilde verschillende kunstdisciplines gaan ontdekken aan de hand van de zeven hoofdzonden. Dat idee was voortgekomen uit het feit dat de zeven hoofdzonden een rode draad vormen in de roman waaraan ik momenteel werk. Ik probeerde dus weer eens van alles te combineren. Daar is niets mis mee maar soms loopt het anders.

Dat overactieve vermogen van mij om verbanden te leggen, staat me soms in de weg. Het is lastig voor me om alléén maar boodschappen te doen, of alléén maar de honden uit te laten. Als ik boodschappen doe, loop ik meteen even langs de brievenbus of doe de boodschap op de weg naar een afspraak. Dat is handig maar had onlangs tot gevolg dat de boodschappen een uur in de kofferbak lagen te smelten zodat er van dat pakje roomboter niets meer terug te vinden was. De geur van de zure boter is echter met geen mogelijkheid uit de kofferbak te halen.

Ik moet ervoor waken dat ik mijn belafspraken niet altíjd plan tijdens mijn wandelingen, mijn studiemateriaal niet altíjd middels een interview of podcast tot me neem terwijl ik de keet schoonmaak, want door het altijd handig combineren van verschillende activiteiten vergeet ik dikwijls stil te staan.

Toen ik ooit op de bank belandde met een burn-out, bleek daar de oplossing te zitten: één ding tegelijk doen. Eén ding aanpakken en het met aandacht doen. Het lijkt zo eenvoudig maar niets is minder waar. Mijn hoofd is bijzonder goed in combineren, associëren, verbanden leggen, uitproberen. Precíes de doelstellingen die ik afloop bij procesgericht poëzieonderwijs eigenlijk. Kennelijk heb ik mijzelf tè goed getraind.

Terug naar de vrije ruimte: voor mijn roman werk ik dus met de zeven hoofdzonden. Toen ik een plan bedacht voor mijn vrije ruimte wilde ik meteen al niets liever dan die werkplaatsen in: het allerliefst zonder doel, zonder maat, zonder eindresultaat. Gewoon om te kunnen spelen.

Ondertussen probeerde ik echter ook te overzien hoe ik als zelfstandig ondernemer, stadsdichter, alleenstaande moeder (van een dochter op de pieken van haar pubertijd, die in coronatijd voortdurend thuis is en in slaap valt tijdens iedere onlineles) een roman zou kunnen afmaken, het eerste jaar van een Master zou kunnen afronden náást het verdienen van de kost. Precies! Ik moest wat zaken combineren.

Maar al bij de eerste werkplaats, de houtwerkplaats, voelde het alsof ik die zonden er met de haren bij moest slepen. Weerstand! Ik had geen ZAK zin in die hoofdzonden: niet om daar over na te denken en al helemaal niet om ze bij mezelf te moeten aankijken. Ik realiseerde me dat ik vijfenveertig jaar ben en mezelf in de gelegenheid heb gesteld om op een kunstacademie rond te lopen, dat alle werkplaatsdeuren voor me open stonden, dat ik daar gebruik van kon maken en dat is precies wat ik ging doen. Dat is best aardig gelukt.