Als we in de huidige tijd helemaal opnieuw zouden kunnen starten met het ontwerpen van ons basisonderwijs, zou het in niets lijken op dat wat we onze kinderen nu aanbieden.
Met de introductie van de 21-eeuwse vaardigheden is heel inzichtelijk gemaakt wat de vaardigheden zijn waarvan we vinden dat onze kinderen ze moeten bezitten om zich succesvol te kunnen handhaven in onze huidige wereld. Een goed begin, lijkt me zo, dat vaardigheden als creatief denken, samenwerken en communiceren nu duidelijk als doelstelling van ons onderwijs op de kaart staan. De weg hiernaartoe is echter nog niet eens aangelegd. Want hoe doen we dat dan, onze kinderen creatief leren denken, als we zelf nog steeds geneigd zijn om alles te vangen in afspraken en resultaten?
Mijn kind moet Engelse woordjes leren voor school. Ze krijgt een woordenlijst mee naar huis en zal de volgende dag worden getoetst. Engelse woordjes aan de linkerkant, Nederlandse aan de rechterkant van het blaadje. Ze moet het uit haar hoofd leren, daar is ze goed in. Ze haalt een tien, want heeft precies gedaan wat er van haar gevraagd werd. Als ik haar een week later in het Engels een woordje uit haar lijst voorleg, begrijpt ze niet waarover ik het heb. Ze heeft de context niet begrepen.
Mijn ándere kind moet Engelse woordjes leren voor school. Hij krijgt een woordenlijst mee naar huis en zal de volgende dag getoetst worden. Hij is niet erg goed in stampwerk, maar houdt ervan Engels te praten met zijn vrienden. Hij studeert kort op de lijst, want kent de begrippen allang. De volgende dag scoort hij een onvoldoende, omdat hij bij meer dan de helft van de gevraagde woordjes een andere vertaling gaf. Samen kijken we de lijst door. Hij heeft inderdaad in veel gevallen een andere omschrijving gegeven dan die door de leerkracht op de lijst was gezet. In alle gevallen zijn zijn vertalingen echter correct, soms zelfs nauwkeuriger dan die op de lijst van de leerkracht stonden. Als ik hem een week later in het Engels een woordje uit de lijst vraag, kan hij me nog steeds haarfijn uitleggen wat het betekent.
Creatief denken, evenals probleem oplossend denken en kritisch denken zijn vaardigheden die we onze kinderen kunnen leren door zelf te laten zien hoe dat moet. Hetzelfde geldt voor de sociale- en culturele vaardigheden, samenwerken en communiceren. Allemaal 21-eeuwse vaardigheden. Als we die aan onze kinderen willen leren, moeten we ze wel zelf beheersen.
Als dichter en poëziedocent kom ik al jaren bij verschillende basisscholen in de klas. Ik word ingehuurd om de kinderen een paar uur poëzieles te geven. Doorgaans omdat poëzie een onderdeel is van het taalonderwijs. Terecht. Poëzie heeft alles te maken met taal. Door de kinderen kennis te laten maken met poëzie wordt hun literaire kennis vergroot, hun interesse gewekt, hun woordenschat uitgebreid, hun taalgevoel versterkt. Nina Wassink deed onderzoek naar de waarde van poëzieonderwijs en de verbinding tussen het poëzieonderwijs en het taalonderwijs op de basisschool en kwam in haar artikel “Er is te weinig poëzieonderwijs” tot een prachtige conclusie die de titel al wel laat raden. Maar poëzie is nog zo veel meer dan dat!
Als we het hebben over poëzieonderwijs moeten we eigenlijk een tweedeling maken. Ten eerste is daar les over poëzie, waarin geleerd wordt wat poëzie is en hoe een gedicht in elkaar zit. Ten tweede is daar les over dichten, waarin geleerd wordt hoe je een gedicht maakt. In de laatste vorm van poëzieonderwijs is een wereld te winnen.
Als ik zelf een gedicht maak, werk ik altijd in verschillende fases. Eerst merk ik iets op, waarover ik nadenk. In mijn hoofd ga ik op zoek naar associaties rondom dit onderwerp, vergelijkbare situaties of juist tegengestelde. Ik moet eerst zelf begrijpen wat het is dat me zo boeit. Om tot nieuwe beelden te komen moet ik beleven wat ik wil vertellen. Ik schrijf en ik schrap. Ik laat liggen en mijmer. Een gedicht heeft tijd nodig. Ik moet mijzelf regelmatig dwingen om even stil te staan en te herformuleren wat ik waarneem. Ik moet mijzelf regelmatig even stil zetten om te herformuleren wat ik denk of wat ik denk dat ik denk. Regelmatig blijk ik bij nader inzien toch iets anders te denken, of iets anders te willen zeggen. Dichten heeft niet alleen met taal te maken. Taal is slechts een vorm van een gedicht. Het dichtproces is eigenlijk gewoon leven. Namelijk heel bewust waarnemen, denken, overwegen, associëren, vergelijken, beleven, formuleren en inleven. Leven dus.
Het is een hele kunst om kinderen vrij te laten denken. Kinderen willen het goed doen. We leren onze kinderen voortdurend om het goed te doen (lees; om het zo te doen zoals wij het ze leren)en dus herhalen ze veelal wat wij ze hebben geleerd; oorlog is slecht. de vijand is gemeen. Dat klopt allemaal wel, maar willen we van onze kinderen dezelfde mensen maken als wij zijn geworden, of willen we ze de kans geven zichzelf ten volle te ontplooien, te ontdekken wat ze zèlf te bieden hebben zodat ze het anders kunnen doen, béter wellicht?
Om kinderen te leren creatief te denken moeten ze vaak eerst ervaren dat het veilig is de geijkte paden te verlaten. Om als leerkracht de geijkte paden te verlaten moet je stevig in je schoenen staan en over voldoende creatief denkvermogen beschikken om te kunnen anticiperen op de voorkomende situaties. Wanneer het kind voelt dat de leerkracht in staat is om de groep veilig en wel van het pad af te laten dwalen, huppelt het ongedwongen mee.
Om ze even “vrij” te laten denken, geef ik ze altijd de opdracht om vijf minuten lang door te schrijven. Ik leid deze opdracht altijd goed in en houd een stopwatch bij. Het is de bedoeling dat het absoluut stil is, dat niemand kijkt op het blad van de ander en dat ze niet stoppen met schrijven. Wat ze schrijven gedurende deze vijf minuten hoeft niet persé met hun onderwerp te maken te hebben, het hoeft niet samenhangend te zijn en het mag ook slecht zijn, grof, verkeerd of wat dan ook. De enige voorwaarde is dat ze aan één stuk door schrijven, waarmee ik wil voorkomen dat ze zichzelf gaan censureren. De kinderen moeten ervan doordrongen zijn dat niemand, en dan bedoel ik ook níemand, deze tekst ooit zal lezen als ze dat niet willen. Ze schrijven vijf minuten lang alles wat in hun hoofd opkomt. Het enthousiasme en de hilariteit die iedere keer opnieuw ontstaat, als ik deze opdracht met een klas uitvoer, bewijst mij hoe weinig kinderen zich volkomen vrij mogen uiten. En ik denk dat dat noodzakelijk is om op nieuwe ideeën te kunnen komen, om nieuwe inzichten te krijgen die je vervolgens kunt herzien, interpreteren, bijstellen, uitwerken, bespreken.
Na de opdracht is er ruimte voor gesprek. We gaan nu niet alleen een heel ander gesprek in over het thema, maar ook over wie we zijn, hoe we denken en hoe we onze gedachten kunnen omvormen tot iets nieuws.
Er zijn diverse opdrachten die je kunt doen met de klas om ze uiteindelijk te laten komen tot het maken van een gedicht. De opdrachten hebben allemaal te maken met; opmerken, bewust waarnemen, associëren, overleggen, een menig vormen, deze bijstellen, uiten, formuleren en presenteren. Het zijn stuk voor stuk begrippen waaraan je gemakkelijk voorbij kunt gaan. Want wat is dat eigenlijk; waarnemen?
Met groep 5 ging ik op een mooie voorjaarsochtend ruiken aan de glijbaan, daarna drukten we onze neuzen tegen het schoolgebouw, de juf en oh ja de bloemen. Je zou kunnen denken dat het onzinnig is omdat je al weet dat de glijbaan naar ijzer ruikt, het schoolgebouw naar stenen, de juf naar bloemen en bloemen naar parfum. Maar nu blijkt ineens dat de glijbaan naar een zaterdagmiddag in het zwembad ruikt, het schoolgebouw naar zandbak, de juf naar je konijn en de bloemen naar poep. Het bleek niet alleen een lesje in waarnemen maar ook in het bijstellen van onze eigen aannames.
Nadenken is nog zo’n begrip waaraan je voorbij kunt gaan. Nadenken is niet herproduceren wat een ander ons heeft geleerd. Nadenken is ook niet uitvoeren wat er is ingestampt. “Denken is de populaire aanduiding voor hersenactiviteit, waardoor gegevens die al zijn opgeslagen met elkaar worden verbonden en gecombineerd en zo mogelijk ook afgestemd met nieuwe informatie. De mate waarin, en de snelheid waarmee dergelijke verbindingen tot stand komen, bepalen het resultaat.”schrijft senior onderwijsadviseur en ontwikkelaar Dolf Janson in zijn artikel “Leren denken als basis voor succes op school”.
Hierin haalt hij Robert Sternberg aan die de denkvaardigheden onderscheidt in drie categorieën; creatieve intelligentie, praktisch intelligentie en analytische intelligentie.
De vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen denken, volgens de definitie van Sternberg, overlappen de meerderheid van de 21-eeuwse vaardigheden.
Om goed poëzieonderwijs te kunnen geven moet de leerkracht zich eerst realiseren wat poëzie is, een kunstvorm. En kunst gaat, zo weten wij allen, doorgaans over het leven zelf.
Poëzieles is daarmee per definitie meer dan taalles. Poëzieles is les in waarnemen, in respect hebben, in de tijd nemen, in associëren, in inleven, in reflecteren, in nadenken, in je mening bijstellen, in je grenzen verleggen, in jezelf leren kennen, in emotie accepteren, in verbanden leggen, in onder woorden brengen en in presenteren. Poëzieles dient dus te worden gegeven door iemand die het aandurft voor dit alles ruimte maken. Poëzieles dient dus niet sporadisch te worden ingezet als extraatje, maar geïntegreerd te worden in het gehele basisonderwijs. Het is basis-onderwijs.
Ik ken Heidi Koren vanaf 2013 toen ze kwam voordragen bij een podium van Ongehoord! in theater Koningshof in Maassluis. Daarna was ze in 2017 een van de Poeziebusdichters en inmiddels timmert ze aan de weg als zelfstandig auteur, docent, blogger, interviewer en presentator van (literaire) evenementen. In 2015 verscheen haar debuut als dichter met de titel Gedachten over een mogelijk einde . Tegenwoordig lees ik graag haar bijdragen aan literair tijdschrift Extaze.