Ik was niet alleen voor het éérst in mijn leven in het Groninger Museum, gelijker tijd bezocht ik voor het eerst een heuse Kinderbiënnale. Dat eerste is vooral erg stom van mezelf, waarom immers ben ik niet eerder afgereisd naar dit toffe museum? Het tweede is eigenlijk best vreemd. Niet omdat ik hem voor het eerst bezocht, zo’n kinderbiënnale, maar omdat ie voor het eerst plaatsvindt in Nederland. Echt? Ja echt!

Het idee komt van de National Gallery in Singapore en werd al overgenomen door Dresden waar het in 2019 werd opgepikt door Sander Daams, die op zijn beurt werd opgepikt door het Groninger Museum. Goeie zet.

Elf ruimtes zijn ingericht door verschillende kunstenaars in samenspraak mét de doelgroep: juist ja kinderen! De installaties zijn daarmee niet alleen voor kinderen, maar voor iedereen vanaf de kinderleeftijd. Dus gewoon voor iedereen en dat is wel zo leuk. Aanraken mag. Erop klimmen vaak ook, erdoorheen wandelen, eraan trekken of erin kruipen, allemaal geen punt en ook nog eens bijzonder zinvol want je zintuigen heb je eigenlijk allemáál nodig om te ontdekken. Dat snappen kinderen.

Sinds ik met de Master Kunsteducatie bezig ben, kijk ik met iets meer interesse naar de educatieafdelingen van de verschillende musea die ik bezoek. Wat me opvalt, is dat het vaak nog steeds dat is; een afdeling. In de meeste musea is een ruimte speciaal voor kinderen ingericht. Vaak is er nog een route door een expositie heen in de vorm van een audiotour of een speurtocht, zodat het kind iets te doen heeft als het mee gaat (lees: moet) naar het museum. Regelmatig geeft het me ook het gevoel dat het een zoethoudertje is. Het museum is namelijk niet íngericht op het kind, het toleréért het kind.

Het woord inclusie komt bij me op. We snappen allang dat we naast afkomst, huidskleur, religie, sociale klasse, opleidingsniveau, seksuele geaardheid en gender ook rekening dienen te houden met leeftijd als het gaat over aanbod voor iedereen. In de praktijk zijn de meeste uitjes óf gericht op kinderen óf op de volwassene ter begeleiding van het kind. Niet zo slim eigenlijk, dat de meeste musea vooral zijn ingericht op de gróte mensen terwijl de kleíne mensen de betalende bezoekers van de toekomst zijn. Hmmm..

Misschien hebben we iets te veel marketinglessen gehad en zijn we blijven hangen in het formuleren van de doelgroep en gerichte verkoop en vergaten we kunst bereikbaar te maken voor iedereen.

Ik vraag me af wat er zou gebeuren als het educatieteam van een museum de vrijheid krijgt om te denken buiten de audioroute voor kinderen, buiten het educatielokaal. Als het hele museum beschikbaar is voor het kind, niet alleen ter ere van de Kinderbiënnale maar gewoon altijd. Omdat het museum begrijpt dat het kind evengoed belastingbetaler is en dus evengoed recht heeft om gebruik te maken van de publieke middelen. Dan moeten die wel voor het kind beschikbaar zijn.

Maar als je kind geen zin heeft om te wachten, stuur het dan maar vast vooruit richting Groningen. (Je hoeft niet per se mee, het redt zich daar zelf ook wel) Het is zeker de moeite waard! Bovendien: het kan niet snel genoeg beginnen van kunst te houden. Over een aantal jaar is het immers de betalende bezoeker van het museum. Of niet natuurlijk, dat kan ook.