Met een 4-havo klas zouden we naar Keulen. Mijn wekker was die dag om kwart over zes afgegaan en ik had de uren ervoor liggen woelen in mijn veel te warme bed. Het was net na achten toen ik het klaslokaal binnenkwam, er stond koffie klaar. Docenten hadden rugtassen mee waarin lunchpakketjes zaten. De leerlingen hingen nog op de gang. Chagrijn was er ook. Best veel.

De leerlingen waren een aantal weken bezig geweest met de vraag wat het spannendste in de wereld zou zijn om te doen. Een onderzoeksvraag die ze zelf hadden. Aan de hand van een kunst-en cultuurroute gingen ze op zoek naar antwoorden. Voor vandaag stond het EL DE Haus in Keulen op het programma. Een voormalig Gestapo hoofdkwartier waar jongeren in de leeftijd van 13 tot 18 jaar tijdens WOII vast hadden gezeten. Toen één van de begeleiders met een goed en informatief verhaal de dag opende, wisten we nog niet dat deze jongeren, gewoon jongeren waren. Jongeren die bij een clubje zaten, een wandelclubje of een dansclubje dat langzaamaan Hitlerjugend werd. De Hitlerjugend waar de regels steeds meer werden aangescherpt en de consequenties steeds groter werden. We wisten nog niet dat ze soms maandenlang met z’n dertigen in een kleine cel zaten waarin geen toilet te vinden was, geen bed, geen water.

4havo was liever gaan skydiven om erachter te komen wat angst was, daar kregen we in de bus mooie gesprekken over. Het was een reis van bijna drie uur, we hadden alle tijd om verwachtingen te bespreken en hoe stom musea zijn. Van angst leek weinig sprake. We verbaasden ons om het schaamteloze meezingen dat ze deden op de muziek uit de draagbare boxen achterin de bus.

Afgesproken was dat ik na de lezing en de rondleiding in het EL DE Haus een schrijfworkshop zou geven. Ik had geen les voorbereid. Ik geef inmiddels lang genoeg les om te weten dat dat onmogelijk is; een les als deze voorbereiden. Je moet het doen met wat zich aandient immers, anders kun je het net zo goed op school zelf doen. Dat had me zes uur reistijd gescheeld.

Het EL DE Haus bevindt zich midden in de stad Keulen. De bus parkeerde voor de deur. We doken toiletten in om volle blazen te legen en verzamelden in een klein lokaal op de bovenste verdieping waar we een presentatie over de geschiedenis van het huis kregen. Bij sommige foto’s werden we vooraf gewaarschuwd; als we geen gruwelijke beelden wilden zien, was dit het moment onze gezichten in onze handen te verstoppen.

Na de lezing dwaalden we door het gebouw, trappen af naar de koude kelders waar de cellen waren, nog meer cellen, nog meer trappen, steeds minder buitenlucht en steeds meer inscripties op de muren: Wenn keiner an dich denkt deine Mutter denkt an dich. Hans Weinsheime 1944.

We komen buiten uit, op een binnenplaatsje waar de zon tegen alle bespiegelde muren aan knalt. Brutaal bijna. Hier hebben de galgen gestaan. We roepen 1944. Zeven galgen waar iedere week zeven kinderen aan werden opgehangen. Van twee kanten kijken vijf hoog appartementen uit op het binnenplaatsje, die waren er toen ook al. Daar hebben mensen gewoond die gedurende de WOII ongevraagd wekelijks getuige waren van ophangingen van kinderen. Kinderen die aangesloten waren bij de Hitlerjugend omdat dat verplicht was. Ze hadden verzet getoond. Misschien hadden ze stiekem een jazzmuziekje gedraaid of iemand gekust.

Het is daar dat we gaan schrijven.

Op de binnenplaats zitten zesentwintig jongeren op de grond met een blocnote en een pen. Ze schrijven een brief aan iemand die hier aan de galg eindigde. Een leeftijdsgenoot. In de gebouwen naast ons kijken opnieuw mensen naar beneden.

Als de brieven af zijn, vraag ik wie uit de groep wil voorlezen. De schroom is groot. Iemand vertelt me dat ze bang is dat het niet goed genoeg is wat ze heeft geschreven. Iemand zegt dat ze bang is dat ze wordt uitgelachen. Iemand zegt dat het onveilig voelt omdat de docenten niet hebben meegeschreven. Er is angst. Opnieuw. Op dit plein. Dat zingen we eruit, in de bus op de terugweg. Uit volle borst. Vals en zuiver. Jong en oud. Zwart en wit, roze, rood en blauw. Want we gaan veilig naar huis.